Quantcast
Channel: China – Han de Jong Columns
Viewing all 96 articles
Browse latest View live

Yellen is aan zet

$
0
0
  • Meevallende Amerikaanse banencijfers
  • Duitse orders onthutsend zwak
  • Aziatische handelscijfers: spectaculair, maar mogelijk vertekend
  • Janet Yellen is aan zet

Het was vorige week relatief rustig aan het cijferfront. Het belangrijkst waren wellicht de Amerikaanse banencijfers. Deze kwamen dicht genoeg in de buurt van de verwachtingen om niemand zorgen te baren. Het aantal banen groeide in februari met 235.000, wat iets meer is dan verwacht. Belangrijker is misschien dat het gemiddelde uurloon met 0,2% m-o-m is gestegen terwijl een toename van 0,3% was verwacht, na een licht naar boven bijgestelde stijging van 0,2% in januari. Hierdoor kwam de toename op jaarbasis uit op 2,8%, conform de verwachting. De licht stijgende trend van de winstgroei houdt aan maar leidt volgens ons niet tot vrees voor een sterke toename van de inflatie.

Duitse orders zwak, productie iets beter

Ook in Europa werden deze week relatief weinig cijfers bekendgemaakt. De Duitse fabrieksorders bleken onthutsend zwak, met een daling van 7,4% m-o-m in januari. Hiermee werd de stijging van 5,2% m-o-m in december ruimschoots ongedaan gemaakt. De industriële productie ontwikkelde zich in januari daarentegen krachtig (+2,8% m-o-m) na een zwak december (-2,4% m-o-m). Omdat veel vertrouwensindicatoren zich de afgelopen tijd juist heel sterk hebben ontwikkeld, lijkt het cijfer voor de fabrieksorders in januari vreemd. Voorlopig ga ik ervan uit dat er juist een herstel in de pijplijn zit en dat dit op niet al te lange termijn tot uiting moet komen in de orders en de productiecijfers.

Het wonderbaarlijke verhaal van de Aziatische handel (of is dit vertekend?)

De meest indrukwekkende en verrassende cijfers komen uit Azië, al worden de handelscijfers in het begin van het jaar mogelijk vertekend door de wisselende datum van het Chinese nieuwjaar. Het lijdt echter geen twijfel dat de handelscijfers voor China en Taiwan over februari heel sterk zijn. Het zwakste cijfer betrof de Chinese uitvoer gemeten in dollars. Deze daalde met 1,3% j-o-j, maar dit volgde op een stijging van 7,9% in januari. Het gemiddelde van deze twee maanden is echter veel beter dan het cijfer voor het vierde kwartaal van 2016. De Chinese invoer steeg met 38,1% j-o-j, na een toename van 16,7% in januari. Het lijkt erop dat de cijfers geflatteerd worden door enkele uitschieters in Taiwan. De Taiwanese uitvoer steeg in februari met 42,1% j-o-j, na een toename van 8,6% in januari, De Taiwanese invoer was 27,7% j-o-j hoger, na een stijging van 7,0% in januari. Tegenover het gemiddelde van +17,3% voor deze twee maanden, staat een gemiddelde van 14,7% in het vierde kwartaal van 2016. Ik besef dat deze cijfers sterk kunnen schommelen en, zoals ik eerder al zei, aan het begin van het jaar wellicht vertekend worden. Toch lijken de cijfers heel goed en lijkt de wereldhandel nog steeds aan kracht te winnen.

 

Ook positief was de lichte stijging (ongeveer USD 7 miljard) van de Chinese valutareserves. Februari was de eerste maand sinds juni vorig jaar waarin deze licht toenamen. Het is niet duidelijk waaraan deze verbetering te danken is (strengere en effectievere deviezencontroles of daadwerkelijk minder belangstelling voor uitgaande kapitaalstromen), maar het moet worden gezien als goed nieuws. Het gevaar van een ontwrichtende uitstroom van kapitaal is mogelijk afgenomen.

ECB maakt pas op de plaats, de Fed is nu aan zet

De ECB heeft haar beleid niet gewijzigd, maar haar toon wel iets aangepast, overeenkomstig de verbetering van de economische cijfers. De haviken moeten echter geduld hebben. De ECB heeft in december verklaard dat het kwantitatieve verruimingsprogramma wordt verlengd, dus het is voor de centrale bank nog veel te vroeg om op haar schreden terug te keren. Hoewel het deflatierisico misschien min of meer is verdwenen, kan een vroegtijdige koerswijziging prematuur blijken. De ECB wil ongetwijfeld niet dezelfde fout maken als de Amerikaanse centrale bank (Federal Reserve) in 1937, en zeker ook niet de fout die de Fed in 2008 en 2011 maakte door haar beleid te snel te verkrappen.

We gaan een interessante week tegemoet. Het beleidscomité van de Fed maakt woensdag bekend wat er tijdens de vergadering is besloten. Over het algemeen wordt door de markt (en ook door ons) een renteverhoging verwacht, maar de toon van het begeleidend commentaar van Fed-voorzitter Janet Yellen is belangrijker en geeft een indicatie voor de rest van het jaar. Wij denken dat de Fed opnieuw aangeeft dat de rente in 2017 in totaal drie keer wordt verhoogd. De kans is echter aanwezig dat de Fed zich agressiever opstelt, gegeven de sterke ontwikkeling van veel macrocijfers. Dit kan de obligatierente opdrijven.

 


Is dat Godot in de verte?

$
0
0
  • Vertrouwenscijfers worden steeds beter
  • Handelscijfers uit Azië zijn nog steeds indrukwekkend
  • Aziatische productiecijfers volgen het goede voorbeeld
  • IJzererts: de kanarie in de kolenmijn?

De wereldeconomie kenmerkt zich de laatste maanden door verbeterende vertrouwenscijfers en achterblijvende harde cijfers. Ik heb het al een aantal weken, zo niet maanden, over de redenen hiervoor. Vandaag ga ik nader in op een aantal vragen. Ten eerste: wanneer komt er een einde aan de stijging van de vertrouwenscijfers? Ten tweede: gaan de harde cijfers ook verbeteren en zo ja wanneer? Ten derde, zitten er nuttige kanaries in de kolenmijn en hoe gaat het met ze? Tot slot wil ik het kort hebben over de maatregelen van Chinese toezichthouders om nepscheidingen tegen te gaan.

Geen exacte wetenschap

Conjunctuuranalyse is geen exacte wetenschap. Ik zie het als een legpuzzel van honderden stukjes. De uitdaging voor economen is om de meest relevante stukjes aan elkaar te passen en zo een idee te krijgen van het totaalplaatje. Om te weten hoe dat totaalplaatje er uitziet, hoef je de puzzel niet helemaal af te maken.

Vertrouwenscijfers zijn belangrijk omdat ze actueel en veelomvattend zijn

Het ondernemersvertrouwen geeft een uitstekende indruk van de conjuncturele situatie. Zoals ik al zei, zijn de vertrouwensindices de afgelopen maanden verbeterd. Dit proces begon al medio vorig jaar, maar pas tegen het einde van het jaar bereikten de vertrouwenscijfers een indrukwekkend niveau. Wat indruk op mij maakte, afgezien van het bereikte niveau, was dat deze ontwikkeling zich vrijwel overal voordeed.

Omdat vertrouwensindices niet tot in het oneindige kunnen blijven stijgen, is het een logische vraag wanneer deze opmerkelijke verbetering ophoudt. Het is onmogelijk om hierop antwoord te geven, maar duidelijk is wel dat het nu nog niet zover is. Uit de voorlopige Markit PMI voor de eurozone voor maart blijkt dat de opmars nog aanhoudt. De PMI voor de verwerkende industrie in de eurozone is gestegen van 55,4 in februari naar 56,2 in maart. Een imponerende stijging gezien het al hoge niveau. In de twee landen waarvoor afzonderlijke cijfers zijn gepubliceerd, Duitsland en Frankrijk, was de stijging zelfs nog groter. Ook de dienstensector wint nog steeds aan kracht. De PMI voor de dienstensector is gestegen van 55,5 naar 56,5.

Elders is het vertrouwen ook verbeterd. De index voor het ondernemersvertrouwen van de Kansas Fed, bijvoorbeeld, bereikte in maart de hoogste stand ooit (20 tegen14 in februari). Een opvallende uitzondering was de voorlopige Markit PMI voor de VS als geheel. De twee componenten, de index voor de dienstensector en die voor de verwerkende industrie, werden in maart voor de tweede maand op rij beide zwakker. Wel moet worden opgemerkt dat de concurrerende en mogelijk meer gezaghebbende ISM-indices in februari een fraaie stijging lieten zien (de cijfers voor maart worden op 3 en 5 april bekendgemaakt). Dit is iets om in de gaten te houden.

Nu nog niet!

Het antwoord op mijn eerste vraag wanneer er een einde komt aan de stijging van de ‘zachte’ vertrouwensindices, is dus nog steeds ‘nu nog niet’, maar wij houden de Amerikaanse cijfers zorgvuldig in de gaten.

Volgen de harde cijfers?

Zoals ik al zei, hebben de harde cijfers met betrekking tot de BBP-groei, de productie, etc. zich niet zo krachtig ontwikkeld als de vertrouwensindices doen verwachten. Naar mijn mening is dit slechts een kwestie van tijd. De verbetering van de zachte cijfers is zo wijdverbreid en zo sterk dat er iets vreemds aan de hand is als de harde cijfers niet volgen. Het kan niet zo zijn dat ondernemingen wijdwereld bij het invullen van deze enquêtes samenspannen om een misleidend beeld te creëren. En het kan ook geen toeval zijn. Ik ben ervan overtuigd dat de wereldeconomie duurzaam en significant aan kracht wint.

De handelscijfers in Azië zijn de eerste categorie harde cijfers geweest die een aanmerkelijke verbetering laten zien. Volgens recente cijfers houdt deze ontwikkeling aan. De Aziatische handelscijfers over de eerste paar maanden van het jaar kunnen volatiel zijn als gevolg van de viering van het Chinese nieuwjaar. De datum daarvan wisselt ten opzichte van de kalender die de rest van de wereld gebruikt. Toch zijn alle data kleine stukjes van de grotere puzzel. En als een aantal stukjes dezelfde kleur heeft, vormen ze samen waarschijnlijk een groter deel van de puzzel. De Japanse export steeg in februari met 11,3% j-o-j, zij het dat de importgroei beperkt bleef tot slechts 1,2% j-o-j, vergeleken met 8,5% in januari. De Taiwanese exportorders stegen in februari met 22% j-o-j en vooral de orders uit Hongkong en het Chinese vasteland lieten een krachtige ontwikkeling zien: +40,5% j-o-j. De Zuid-Koreaanse handelscijfers voor maart (de eerste 20 dagen) geven eveneens blijk van kracht. De exportgroei is afgezwakt van 26,2% j-o-j in februari naar een nog steeds zeer respectabele 14,8%, terwijl de importgroei juist is versneld van 26,0% naar 29,4% j-o-j.

Verder heeft de industriële productie in Azië de afgelopen tijd ook een aantal indrukwekkende cijfers opgeleverd, hoewel deze van maand op maand sterk wisselen. De Taiwanese industriële productie was in februari 10,6% groter dan een jaar eerder. In januari was dit 2,8%. De industriële productie in Singapore groeide in februari met 12,6% j-o-j, na een toename van 3,8% in januari.

Investeringen

Stukjes van de puzzel die nog steeds ontbreken, zijn data met betrekking tot de bedrijfsinvesteringen. Een groeiversnelling kan zichzelf pas in stand houden als bedrijven meer gaan investeren. Enkele cijfers wijzen wel voorzichtig in deze richting. De eerder gepubliceerde Philly Fed index voor het ondernemersvertrouwen in de regio die valt onder de Federal Reserve of Philadelphia, bevat hoopgevende tekenen dat de investeringen beginnen aan te trekken. In februari bereikte het cijfer van de investeringsprogramma’s voor de komende zes maanden het hoogste niveau sinds 2000. Zelfs tijdens de euforie van de internetzeepbel was dit cijfer slechts in één maand hoger. Om een periode met een langdurig hogere cijfers te vinden, moeten we terug naar eind jaren ’80 van de vorige eeuw. Maar uiteindelijk gaat het hierbij alleen om ‘vertrouwen’, niet om harde uitgaven, laat staan orders voor kapitaalgoederen.

In de VS stegen de orders voor duurzame goederen in februari met een sterker dan verwachte 1,7% m-o-m, na een naar boven bijgestelde stijging van 2,3% m-o-m in januari. Dat begint erop te lijken. Duurzame goederen is echter een ruim begrip. Voor een gedetailleerder beeld kunnen we beter kijken naar de kapitaalgoederen. De grafiek voor de levering van kapitaalgoederen exclusief defensiematerieel en vliegtuigen en onderdelen laat zien dat er sprake is van verbetering. Eind 2015 deed zich een sterke daling voor en deze hield aan tot medio 2016. Sindsdien vertonen de leveringen (een indicator voor de bedrijfsinvesteringen) een opgaande lijn. De stijging sinds oktober bedraagt 3,2%, ofwel ongeveer 10% op jaarbasis. Ook dat begint erop te lijken.

Kanarie in de kolenmijn

Ik laat mij nogal eens meeslepen wanneer ik een heel overtuigende verzameling cijfers zie. Het zou niet juist zijn om positieve trends simpelweg naar de toekomst te extrapoleren. Naar mijn mening is de mondiale opbloei te schrijven aan een aantal factoren. Een belangrijke factor is de opmerkelijke kracht van de Chinese importgroei. Dat is fantastisch, maar uiteraard kan de Chinese import niet blijven groeien in het huidige tempo van bijna 40% j-o-j zoals de meest recente cijfers aangeven. Een aanzienlijke vertraging van de Chinese import zou de positieve vooruitzichten voor de wereldeconomie in gevaar brengen. Wij moeten daarom variabelen die hierover informatie kunnen geven, in de gaten houden. Een gebied waar opmerkelijk veel is gebeurd, is de markt voor ijzererts.

China moet bijna alle ijzererts die het land nodig heeft, importeren. Niet alleen is de totale importgroei toegenomen, de ijzerertsprijs, die tot eind 2015 verscheidene jaren was gedaald, heeft zich sinds begin 2016 hersteld. In 2017 is de prijs verder gestegen, tot eind februari/begin maart een piek werd bereikt ongeveer 35% boven het niveau van eind 2016. Sinds begin maart is de prijs van ijzererts met ongeveer 20% gedaald. Misschien komt dit doordat er speculatie uit de markt wordt gedrukt of betreft het slechts een tijdelijke correctie in een zeer sterke markt. Maar dit is wel iets om in de gaten te houden. De recente daling van de ijzerertsprijs kan ook het eerste teken zijn dat de pogingen van de Chinese beleidsmakers om de economische bedrijvigheid in bepaalde sectoren af te remmen, beginnen te werken. Een significante vertraging in China zou merkbare gevolgen hebben voor de rest van de wereldeconomie. Wij houden u op de hoogte, maar voorlopig ziet het plaatje voor de wereldeconomie er veelbelovend uit.

Wilt u een hypotheek? Ga dan scheiden. Toezichthouders reageren

De huizenmarkt in China is verhit. Toezichthouders hebben diverse maatregelen genomen om de markt af te koelen. In september werd de minimum aanbetaling voor onroerend goed in Beijing verhoogd. Voor een eerste woning werd de aanbetaling verhoogd naar 35% en voor tweede woningen werd een bandbreedte van 50-70% vastgesteld. Dit was niet genoeg en vorige week is de bandbreedte voor tweede woningen verhoogd naar 60-80%. Stellen die graag een tweede woning willen kopen maar onvoldoende middelen hebben voor de aanbetaling van 50-70%, hebben kennelijk een echtscheiding aangevraagd. Zij kunnen dan een tweede woning kopen met een aanbetaling van ‘slechts’ 35%. De toezichthouders hebben hier nu op gereageerd en een nieuwe regel ingevoerd. De aanbetaling van 35% geldt alleen voor gescheiden personen die minimaal twaalf maanden geleden zijn gescheiden. Dit lijkt een creatieve maatregel om het aantal scheidingen te beperken.

 

Het loopt zoals we hadden voorzien

$
0
0
  • Harde cijfers eurozone zien er beter uit
  • Vertrouwen in is VS afgenomen, maar onderliggende groei blijft stabiel
  • Groei in China vertraagt, maar binnenlandse groei is elders sterk genoeg om dit op te vangen

De laatste paar kwartalen wordt de wereldeconomie gekenmerkt door uitzonderlijke sterke vertrouwensindicatoren in een uitzonderlijk groot aantal landen, terwijl de harde cijfers achterblijven. ik heb het hier al vaker gezegd: de ongekende kracht van indices over een breed front rechtvaardigt de verwachting dat de harde cijfers zullen volgen. De wereldwijde conjunctuurverbetering wordt gestimuleerd door diverse factoren. Een belangrijke aanjager is de verbetering in China, die zich vertaalt in een sterkere groei van de wereldhandel.

Vertrouwen in VS is afgenomen, maar onderliggende groei blijft stabiel

In dit beeld komt langzaam maar zeker verandering. De Amerikaanse vertrouwensindicatoren zijn onlangs gedaald. Dat is niet zo erg als het klinkt, want het vertrouwen kan niet eindeloos blijven stijgen en de huidige stand wijst nog altijd op gedegen groei. Het zwakke BBP-cijfer over het eerste kwartaal geeft volgens ons geen juist beeld van de onderliggende economische situatie. Het kan dan ook bijna niet anders of het tweede kwartaal wordt aanzienlijk beter. Zowel op de arbeidsmarkt als op de woningmarkt is de krapte verder toegenomen. Diverse indicatoren wijzen ook op aantrekkende bedrijfsinvesteringen.

Harde cijfers in eurozone zijn verbeterd

In de eurozone daarentegen vertonen de vertrouwensbarometers nog steeds een stijgende lijn. Belangrijker is echter dat nu ook de harde cijfers de weg omhoog hebben gevonden. De fabrieksorders zijn in Duitsland de laatste maanden fors gegroeid: 3,5% m-o-m in februari en 1,0% in maart. De industriële productie groeit wat minder hard (+1,9% j-o-j in maart). In andere landen ligt het groeitempo hoger: in Italië steeg de industriële productie in maart 2,8% j-o-j. De Franse maakindustrie produceerde in maart 3,5% j-o-j meer en in Nederland bedroeg de stijging zelfs 4,0%. Het door Eurostat gepubliceerde cijfer voor de gehele eurozone viel echter tegen: de totale industriële productie daalde in maart met 0,1% m-o-m, na ook in februari al met 0,1% te zijn gedaald. De grote boosdoener was de energiesector met een daling van 3,2% m-o-m en 4,8% j-o-j. Andere sectoren deden het beter: halffabricaten +3,2% j-o-j, kapitaalgoederen +2,7% j-o-j, duurzame consumptiegoederen +4,1% j-o-j en niet-duurzame consumptiegoederen +1,7% j-o-j.

Het Duitse BBP is in het eerste kwartaal met 0,6% k-o-k gestegen, iets meer dan de 0,4% van het kwartaal daarvoor. Het reële BBP was 2,9% hoger dan in het eerste kwartaal van 2016, maar dat cijfer is geflatteerd door kalendereffecten. Gecorrigeerd hiervoor is het BBP met 1,7% j-o-j gegroeid. Volgens het Statistisches Bundesamt kwam de groei vooral op het conto van de bouw en de bedrijfsinvesteringen, al zijn geen details bekendgemaakt. Er hadden 1,5% meer mensen werk dan een jaar daarvoor. Allemaal goed nieuws dat erop wijst dat de harde cijfers in de eurozone verbeteren, zoals wij ook hadden verwacht.

Chinese handelscijfers bevestigen teruglopende vertrouwensindices

De groeiversnelling van de Chinese economie was een belangrijke aanjager van de sterkere groei van de wereldeconomie en het is dan ook zaak de ontwikkelingen in China goed in de gaten te houden. Dat is eens te meer van belang omdat de Chinese beleidsmakers maatregelen tegen mogelijke financiële instabiliteit hebben genomen. Die maatregelen moeten de kredietgroei remmen. Op middellange termijn is dat verstandig, maar het kan de economische groei drukken. Uit diverse barometers is gebleken dat het ondernemersvertrouwen in april flink gedaald is. De onlangs gepubliceerde handelscijfers voor april wijzen eveneens op groeivertraging. De groei van de invoer (in USD) daalde van 20,3% j-o-j in maart naar 11,9% in april. In hoeverre moeten we hieraan echter belang hechten? Om dat te bepalen, moeten we bedenken dat de Chinese economie in het eerste kwartaal erg hard is gegroeid en dat het te verwachten viel dat de groei wat zou teruglopen. De Chinese valutareserves namen in april toe met circa USD 20 miljard. Dit wijst erop dat het de autoriteiten is gelukt de sterke kapitaaluitstroom van een paar maanden geleden te keren. Dat is gunstig voor de stabiliteit.

Binnenlandse groei is elders sterk genoeg om groeivertraging China op te vangen

Ik schat in dat de wereldeconomie in staat is om een groeivertraging in China het hoofd te bieden. In veel grote economieën trekt namelijk de binnenlandse groei aan en dit wordt in de rest van 2017 de belangrijkste groeiaanjager.

Inflatie gaat stijgen, maar niet hard

In veel landen neemt de inflatiedruk heel langzaam toe. De totale inflatie zou de komende maanden wat kunnen dalen als gevolg van basiseffecten, met name door veranderingen in de olieprijzen. Maar in veel landen groeit de economie sneller dan trendmatig en worden capaciteitsoverschotten kleiner. Daardoor neemt de onderliggende inflatiedruk waarschijnlijk toe. Toch zullen overcapaciteit en technologische ontwikkelingen wereldwijd de inflatiestijging waarschijnlijk beperkt houden. Dat blijkt uit de Amerikaanse inflatiecijfers over april. De totale inflatie steeg met 0,2% m-o-m, de kerninflatie slechts met 0,1%. De    j-o-j-cijfers waren respectievelijk 2,2% en 1,9%, iets minder dan de 2,4% en 2,0% in maart.

Centrale banken zijn langzaam op weg naar ‘normalisering’ van hun beleid

Onder deze omstandigheden is het waarschijnlijk dat de centrale banken hun beleid geleidelijk ‘normaliseren’. In het geval van de Fed betekent dit dat de rente wordt verhoogd. Voor dit jaar voorzien we nog twee rentestappen. De discussie over balansverkorting door de Fed duurt voort, al worden er op dit punt voorlopig geen drastische maatregelen verwacht.

De ECB maakt ongetwijfeld het lopende opkoopprogramma af, maar de indicatie van het toekomstig beleid zal in de loop van het jaar waarschijnlijk veranderen. Binnenkort wordt naar alle waarschijnlijkheid de easing bias, de neiging tot verruiming, uit de communicatie geschrapt en aangekondigd dat de steunaankopen vanaf 2018 langzaam verminderen. Een renteverhoging zit er vóór de tweede helft van 2018 in Europa niet in.

Politiek of econmie?

$
0
0
  • De benoeming van Robert Mueller die de Russische connecties van Trump’s entourage gaat onderzoeken, kan de politieke turbulentie enigszins tot bedaren brengen
  • De Amerikaanse (en wereld)economie is goed bestand tegen politieke onzekerheid, maar een afzettingsprocedure zou een negatief effect hebben op het sentiment en de economie
  • Europa en Japan doen het goed; groei in China voorbij hoogtepunt

De politieke ontwikkelingen in de VS hebben de afgelopen dagen de stemming op belangrijke aandelenmarkten sterk negatief beïnvloed. De benoeming van het voormalige hoofd van de FBI, Robert Mueller kan de gemoederen misschien iets tot bedaren brengen. Hij wordt speciaal aanklager in het onderzoek naar mogelijke banden tussen president Trump en zijn entourage en Rusland. De situatie rond president Trump is echter volatieler geworden en volgens commentatoren moet rekening worden gehouden met een afzettingsprocedure. Hiervoor is echter een tweederde meerderheid nodig in de Senaat, waar de Republikeinen 52 van de 100 zetels in handen hebben. Mueller’s onderzoek gaat ongetwijfeld tijd kosten en een afzettingsprocedure lijkt op korte termijn dan ook niet waarschijnlijk. Deze situatie krijgt echter zeker gevolgen voor de beleidsvorming. Toen Trump werd gekozen tot president, werd gehoopt dat hij een beleid zou voeren dat positief zou zijn voor de economie, onder meer door stimuleringsmaatregelen en belastinghervormingen. Het is echter moeilijker gebleken dan verwacht om de plannen door het Congres te krijgen en de recente politieke complicaties maken het er niet makkelijker op voor Trump om zijn beleidsagenda uit te voeren.

De economie heeft niet veel stimulering nodig

Hoe belangrijk is dit eigenlijk? Het kan gevolgen het sentiment beïnvloeden, maar de economie zelf draait redelijk. De BBP-cijfers over het eerste kwartaal waren weliswaar zwak, maar andere indicatoren geven aan dat de groei in een redelijk tempo doorzet. De arbeidsmarkt trekt verder aan en de huizenmarkt doet het goed. Onlangs gepubliceerde uitkomsten van enquêtes over het ondernemersvertrouwen geven een enigszins wisselend beeld te zien. De Empire State index, die het vertrouwen in het district van de New York Fed meet, stelde teleur met een daling van 5,2 in april naar -1,0 in mei. De Philly Fed index zorgde daarentegen voor een positieve verrassing, met een stijging van 20,0 in april naar 38,8 in mei. Belangrijker is wellicht de sterke toename van de industriële productie in april. Dit is een van de ‘harde cijfers’ die zich tot nu toe zwakker ontwikkelden dan de verschillende vertrouwensindicatoren al enige tijd deden verwachten. De productie groeide in april echter met 1,0% m-o-m, na een toename van 0,4% in maart. Dit is hoopgevend.

Omdat de Amerikaanse economie het redelijk goed doet, lijkt de toekomstige ontwikkeling niet af te hangen van beleidsinitiatieven. Stimuleringsmaatregelen zouden de bedrijvigheid een impuls geven, maar de economie zit niet echt te springen om een flinke duw in de rug. Ik denk dan ook dat de economie bestand is tegen het huidige politieke tumult. De situatie verandert echter als het tumult verder toeneemt. Een afzettingsprocedure heeft ongetwijfeld een negatieve uitwerking op het sentiment en mogelijk ook op de ontwikkeling van de economie.

Chinese groei voorbij hoogtepunt; kracht Japan en Europa houdt aan

In de rest van de wereld zijn de afgelopen dagen niet veel belangrijke nieuwe cijfers bekendgemaakt. De Japanse economie groeide in het eerste kwartaal harder dan verwacht met 2,2% k-o-k en blijft ook in de komende periode waarschijnlijk in een behoorlijk tempo groeien. De nieuwste cijfers uit China bevestigen de recente trends: de groei begint na een sterk eerste kwartaal wat af te nemen. De toename van de detailhandelsomzet is in april iets afgezwakt: 10,7% j-o-j, tegenover 10,9% in maart. De groei van de industriële productie is vertraagd van 7,6% j-o-j in maart naar 6,5%.

De ZEW-index voor de eurozone, die het vertrouwen van analisten weergeeft, steeg van 26,3 in april naar 35,1 in mei. Ook de ZEW-index voor Duitsland was sterk: de component die de huidige situatie meet, steeg van 80,1 naar 83,9 en de component die de verwachtingen weergeeft, verbeterde van 19,5 naar 20,6. Deze indicator is niet bijzonder belangrijk, maar geeft wel aan dat de groei aanhoudt.

 

 

Trump uit zijn functie zetten? Dat gaat zomaar niet

$
0
0
  • De discussie over een afzettingsprocedure van Trump houdt nog wel even aan
  • Het is echter niet waarschijnlijk dat de president op korte termijn tot aftreden wordt gedwongen
  • Europees ondernemersvertrouwen blijft stijgen
  • Fed zal in juni de rente verhogen
  • OPEC verlengt akkoord over productievermindering

President Trump was nog maar nauwelijks aangetreden of er werd al gesproken over een afzettingsprocedure. Wij hebben heel vaak de vraag gekregen hoe het dan verder moet. Trump en zijn entourage zouden banden met Rusland hebben en de president zou FBI-directeur James Comey eerst onder druk hebben gezet om hem vervolgens te ontslaan. Bovendien zou hij zou geheime informatie hebben gelekt naar Russische functionarissen. Dat is volop stof voor driftig gespeculeer over een mogelijke afzettingsprocedure. Volgens de bookmakers is de kans hierop vrij groot. Ik schat die kans echter lager in dan de wedkantoren. Volgens mij is de kans dat Trump binnenkort tot aftreden wordt gedwongen, heel klein.

Hoe gaat de afzettingsprocedure in zijn werk?

Tegen iedere Amerikaanse overheidsdienaar kan een afzettingsprocedure worden gestart, maar ik beperk me hier tot het afzetten van een president. Een president tot aftreden dwingen is vergelijkbaar met een reguliere strafzaak tegen een verdachte. Het Huis van Afgevaardigden kan met een gewone meerderheid van stemmen een afzettingsprocedure beginnen. Dit deel van de procedure is vergelijkbaar met een aanklacht in een gewone rechtszaak. Daarmee is de president nog niet uit zijn ambt ontheven.

Als het Huis die stap eenmaal heeft gezet, is het aan de Senaat om de president te veroordelen of vrij te spreken. Dit kun je vergelijken met een juryrechtszaak. Voor een veroordeling is een tweederdemeerderheid in de Senaat nodig.

Gronden voor afzetting zijn ‘verraad, omkoping of andere zware misdrijven en wetsovertredingen.’ Dit is vrij vaag. Het proces is dan ook zowel juridisch als politiek.

Wat leert de geschiedenis ons?

Er is tot nu toe slechts twee keer een afzettingsprocedure aangespannen tegen een president: Andrew Johnson in1868 en Bill Clinton in 1998. Beiden zijn vrijgesproken en er is nog nooit een president tot aftreden gedwongen.

Richard Nixon trad in 1974 zelf af, voordat het Huis van Afgevaardigden het opstarten van een afzettingsprocedure in stemming kon brengen. Als hij dat niet had gedaan, zou de procedure waarschijnlijk gestart zijn en zou hij door de Senaat veroordeeld zijn.

Bill Clinton werd in 1998 op vier punten aangeklaagd door het Huis van Afgevaardigden en aan twee daarvan schuldig bevonden: meineed en belemmering van de rechtsgang. De Republikeinen hadden op dat moment de meerderheid in het Huis: 226 tegen 207 Democraten en 2 onafhankelijke afgevaardigden. Betreffende de ene beschuldiging werd Clinton schuldig bevonden met een meerderheid van 221 tegen 212 stemmen, inzake de andere met een meerderheid van 228 tegen 206. De stemming verliep vooral langs partijlijnen, al waren er aan beide zijden enkele eigenzinnige afgevaardigden die van de partijlijn afweken.

De Senaat sprak Clinton vervolgens vrij. De Republikeinen hadden een meerderheid in de Senaat van 55 tegen 45 en voor de vereiste tweederdemeerderheid om Clinton te veroordelen en tot aftreden te dwingen, moesten twaalf Democraten vóór afzetting stemmen. Geen enkele Democraat deed dat en bovendien stemden enkele Republikeinen met de Democraten mee. Op de aanklacht belemmering van de rechtsgang staakten de stemmen (50-50), aan meineed werd Clinton door slechts 45 senatoren schuldig bevonden.

Wat concluderen we daaruit?

Ik denk dat we hieruit een aantal conclusies kunnen trekken.

  1. Praten over afzetten is gemakkelijk, maar het ook daadwerkelijk doen is dat niet. Sterker nog, er is nog nooit een president tot aftreden gedwongen (Nixon buiten beschouwing gelaten).
  2. De bewijslast is zwaar. Je kunt niet een afzettingsprocedure tegen de president beginnen omdat hij je niet aanstaat. Er moeten zwaarwegende juridische gronden voor zijn.
  3. En zelfs als die gronden er zijn, is het een heel politiek proces. Bij Clinton werd er vrijwel volledig langs partijlijnen gestemd. In de Senaat bleven alle Democraten achter hun president staan.

Wat betekent dat voor Trump?

Ik ben geen jurist en ik kan niet inschatten of de huidige feiten voldoende grond vormen om een afzettingsprocedure te beginnen. De tot nu toe bekende feiten lijken mij toch geen duidelijk kwestie van ‘verraad, omkoping of andere zware misdrijven en wetsovertredingen’. Een juridische procedure zou zich dus waarschijnlijke lange tijd voortslepen.

Wat de politieke kant van de zaak betreft: Clinton had te maken met een Republikeinse meerderheid in het Huis van Afgevaardigden in 1998 en in de Senaat in 1999. Hoewel hij door het Huis in staat van beschuldiging werd gesteld, sprak de Senaat hem vrij. Puur cijfermatig staat Trump er beter voor dan Clinton, want de Republikeinen hebben momenteel een meerderheid in beide huizen van het Congres. In het Huis van Afgevaardigden zitten momenteel 238 Republikeinen en 193 Democraten (vier zetels zijn vacant). Voor een afzettingsprocedure zouden dus 28 Republikeinen tegen hun eigen president moeten stemmen. Dat is veel. De afgevaardigden kijken namelijk niet alleen naar het juridisch bewijs, maar ook naar de politieke gevolgen. Je maakt in eigen kring meestal geen vrienden door je eigen man te laten vallen.

In 2018 kan dit veranderen. Bij de tussentijdse verkiezingen op 6 november volgend jaar staan bijna alle zetels in het Huis op het spel.

De Republikeinen hebben ook een meerderheid in de Senaat: 52 tegenover 46 (plus twee onafhankelijke senatoren). Dus zelfs als het Huis een procedure tegen Trump zou starten, zouden er voor een veroordeling minimaal negentien Republikeinse senatoren over de streep getrokken moeten worden. En bovendien moeten dan alle Democraten en de twee onafhankelijken hem schuldig bevinden aan wat hem ten laste wordt gelegd. Dat lijkt me eveneens een zeer forse hobbel.

Ook in de Senaat veranderen mogelijk de verhoudingen na de tussentijdse verkiezingen van volgend jaar: er wordt dan gestemd voor 33 van de honderd zetels. Slechts acht daarvan zijn momenteel in Republikeinse handen, zodat een ruime meerderheid voor de Democraten ver weg lijkt.

Conclusie: Trump blijft aan

Het is kortom zeer niet waarschijnlijk dat president Trump tot aftreden gedwongen wordt, in ieder geval niet op korte termijn. Toegegeven, hij gedraagt zich uiterst onvoorspelbaar. Het valt niet uit te sluiten dat er nieuwe feiten aan het licht komen die zó duidelijk een kwestie van ‘verraad, omkoping of andere zware misdrijven en wetsovertredingen’ vormen, dat voldoende Republikeinen bereid zijn hun eigen man te laten vallen.

Mocht er een afzettingsprocedure tegen Trump worden gestart, dan zal dat zijn functioneren als president waarschijnlijk belemmeren en kan er grote verdeeldheid in de Republikeinse partij ontstaan.

Ondernemersvertrouwen in de eurozone: hoerastemming

De nieuwste cijfers voor het ondernemersvertrouwen in de eurozone zijn weer indrukwekkend. De Markit PMI voor de verwerkende industrie is gestegen van een al hoge 56,7 in april naar 57,0 in mei. De tegenhanger voor de dienstensector is licht gedaald, van 56,4 naar 56,2. De dienstensector mag dan veel groter zijn dan de industrie, ik hecht toch meer belang aan de indicator voor de verwerkende industrie: de industriesector is procyclischer dan de dienstensector en loopt conjunctureel meestal voorop.

Ook de gezaghebbende Duitse Ifo-index is in mei gestegen en kwam uit op 114,6 (was 113,0 in april), de hoogste stand sinds 1991, toen de Duitse hereniging de economie een forse impuls gaf. Beide componenten van de index, de verwachtingen en de huidige omstandigheden, zijn gestegen: bewijs dat de Duitse economie verder aantrekt en dat de rest van de eurozone meelift. Ook in Frankrijk neemt het ondernemersvertrouwen toe. Italië wordt vaak als een heel zwakke economie gezien en dat is het ook, maar het land pikt wel een graantje mee van de oplevende wereldeconomie: de orders en de omzet in de industrie stegen hier met respectievelijk 9,2% j-o-j en 7,2% j-o-j (was 4,6% in februari).

Amerikaanse indices gaven de afgelopen dagen een wisselender beeld te zien. De index van de nationale economische bedrijvigheid in april, die wordt samengesteld door de Chicago Federal Reserve, bereikte de hoogste stand sinds 2014 en ook de cijfers over de arbeidsmarkt waren goed. Sommige regionale indices van het ondernemersvertrouwen voor mei, met name die van de Richmond Fed, waren daarentegen zwak. Ook de verkoop van woningen (nieuwbouw en bestaand) viel in april wat tegen, al blijft er sprake van een stijgende trend. Dit is een indicator die de Fed sterk in de gaten zal houden, want de woningmarkt reageert snel op de kosten van lenen.

De groei van het Amerikaanse BBP op jaarbasis is voor het eerste kwartaal bijgesteld van 0,7% naar 1,2% k-o-k, met name doordat de groei van de particuliere consumptie werd bijgesteld van 0,3% naar 0,6%. Ook de andere bijstellingen vielen gunstig uit, met uitzondering van de voorraadvorming, die naar beneden werd aangepast. De voorraden leverden een negatieve bijdrage aan de groei van 1,07%: een forse rem, die deels werd gecompenseerd door een grotere bijdrage van de internationale handel. Toch had de voorraadvorming een grote invloed op de totaalcijfers, waardoor de economische groei geringer lijkt dan hij in feite was.

Met de Amerikaanse orders voor duurzame goederen ging het in april niet goed: die daalden met 0,7% m-o-m. Wel werden de cijfers over maart naar boven bijgesteld, van +0,9% naar +2,3%. De levering van kapitaalgoederen (exclusief defensie en luchtvaart), een maatstaf voor de bedrijfsinvesteringen, is in april met 0,1% m-o-m gedaald, maar is nog altijd 1,2% hoger dan het begin van het jaar.

Uit de notulen van de vergadering die het FOMC, het beleidscomité van de Amerikaanse centrale bank (Federal Reserve), op 3 mei hield, blijkt dat de Federal Reserve het zwakke eerste kwartaal (volgens het BBP en enkele andere cijfers) als tijdelijk beschouwt. De Fed lijkt dan ook aan te sturen op een renteverhoging in juni, zoals wij al enige tijd betogen.

Wereldhandel en het ‘China-effect’

Dat de wereldconjunctuur in de loop van vorig jaar en dit jaar is verbeterd, komt deels door de toegenomen groei van de Chinese invoer. Dat blijkt niet alleen uit Chinese cijfers, maar ook uit die van de (belangrijkste) handelspartners van China en uit de cijfers over de wereldhandel. Het CPB verzamelt die laatste. De CPB-cijfers worden samengesteld uit de nationale cijfers van een groot aantal landen, waardoor ze redelijk laat verschijnen, volatiel zijn en vaak aanzienlijk moeten worden bijgesteld. Maar de meest recente CPB-cijfers rijmen volledig met een toename van de Chinese invoer: het wereldhandelsvolume is in maart met 1,5% m-o-m gegroeid, in februari was dat 0,8%.

Sindsdien hebben Chinese beleidsmaatregelen om de opbouw van schulden te remmen geleid tot een daling van het ondernemersvertrouwen. Dit zien we nu terug in de cijfers van landen in de regio. Taiwan zag zijn exportorders in april met een stevige 7,4% j-o-j stijgen, maar dat was na de 12,3% van de maand ervoor. De groei van de Japanse uitvoer daalde van +12,0% naar +7,5% j-o-j. De industriële productie van Taiwan kromp in april zelfs: -0,6% j-o-j, na een groei van 3,2% in maart. Geen reden om de noodklok te luiden, maar wel iets om in de gaten te houden. Positief was dat het consumentenvertrouwen in Zuid-Korea in mei sterk toenam.

OPEC verlengt akkoord over productievermindering

De OPEC heeft de afspraak om de olieproductie te beperken met negen maanden verlengd. Dat nieuws deed de olieprijzen dalen. Onze verklaring hiervoor is dat handelaren hun longposities hebben gesloten. Deze hadden ze ingenomen in de veronderstelling dat de OPEC de productie verder zou verlagen. De prijsdaling lijkt ons tijdelijk. Belangrijker voor de middellange termijn is dat de markt zich langzaam beweegt naar een beter evenwicht tussen vraag en aanbod. Wij verwachten dat deze trend doorzet en de prijzen in de tweede helft van het jaar een duw in de rug geeft. Onze olieanalist Hans van Cleef handhaaft zijn prognose van USD 60 per vat aan het einde van het jaar, al denkt hij wel dat de kans op een lagere olieprijs groter is dan de kans op een hogere prijs. Een heel onzekere factor is hoe snel de Amerikaanse productie van schalieolie kan blijven groeien.

 

Doet politiek ertoe in tijden van flinke groei en gematigde inflatie?

$
0
0
  • Trump zegt klimaatakkoord van Parijs op, maar Amerikaanse bedrijfsleven bevestigt betrokkenheid op klimaat
  • Voorsprong van Theresa May slinkt in peilingen
  • En Marche! gaat het goed doen in komende verkiezingen
  • Inflatie zwakt af in Europa en de VS
  • Vertrouwenscijfers schetsen wisselend beeld en vlakken af, maar duiden nog steeds op stevige groei wereldwijd

De politiek haalt nog steeds de voorpagina’s. “Het was een homerun”, zo typeerde de Amerikaanse president Donald Trump zijn eerste buitenlandse reis. De Duitse bondskanselier Angela Merkel kwam tot de conclusie dat Europa niet langer onvoorwaardelijk kan rekenen op de VS. Het is niet duidelijk in hoeverre hun bevindingen met elkaar sporen. Inmiddels heeft Trump laten weten dat de VS uit het klimaatakkoord van Prijs stapt. Het Amerikaanse bedrijfsleven heeft hierop merendeels negatief gereageerd. Bestuurders van veel Amerikaanse ondernemingen hebben toegezegd dat zij de strijd tegen de klimaatverandering voortzetten. Het is heel teleurstellend dat de Amerikaanse regering het akkoord de rug toekeert, maar dit zal Amerikaanse bedrijven niet tegenhouden. Deze gaan mogelijk hun inspanningen opvoeren en beter coördineren.

In Europa laten de opiniepeilingen de nodige verschuivingen zien. De verkiezingen in het Verenigd Koninkrijk leveren voor premier Theresa May mogelijk een kleinere overwinning op dan aanvankelijk werd verwacht. Dit zal haar mandaat verzwakken bij de onderhandelingen over het vertrek van het VK uit de EU.

Volgens de opiniepeilingen in Frankrijk gaat En Marche!, de partij van de nieuwe president Emmanuel Macron, het heel goed doen bij de parlementsverkiezingen die komend weekeinde en het weekeinde daarna gehouden worden. Dit zal het voor Macron makkelijker maken om in het parlement de vereiste steun voor zijn hervormingsagenda te krijgen. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat al zijn plannen makkelijk uitgevoerd kunnen worden. De vakbonden kunnen altijd nog dwars gaan liggen en proberen maatregelen te blokkeren. De nieuwe president kan in ieder geval wel een serieuze poging wagen om de groeidynamiek van de Franse economie te versterken.

In Duitsland lijkt het Schulz-effect net zo snel over te waaien als het een paar maanden geleden kwam aanwaaien. De sociaal-democratische SPD schoot in de peilingen omhoog nadat eerder dit jaar Martin Schulz, voormalig voorzitter van het Europees Parlement, was verkozen tot partijleider. Angela Merkel lijkt echter een nieuwe energiebron aangeboord te hebben. Zij heeft heel handig de EU tot een van haar hoofdthema’s gemaakt en dit onderwerp van de SPD afgepakt. De uitslagen van recente lokale verkiezingen tonen aan dat de steun voor Merkel groot is en eerder verder toeneemt dan afzwakt. De kans is reëel dat Duitsland en Frankrijk initiatieven ontplooien om de Europese integratie een nieuwe impuls te geven. Dit zal uiteraard niet makkelijk zijn, maar van het besef dat Europa niet langer kan rekenen op de VS, gaat ongetwijfeld een stimulerend effect uit. Gegeven de bereidheid van de Fransen om hervormingen door te voeren en van de Duitsers om de kar te trekken, ziet de toekomst voor de EU er veel rooskleuriger uit dan begin dit jaar.

Gematigde inflatie

De naar mijn mening belangrijkste economische cijfers die vorig week gepubliceerd werden, betroffen de inflatie in Europa en de VS. De Europese inflatiecijfers wisselen de laatste maanden nogal sterk. In februari bereikte de eurozone het inflatiedoel van de ECB (2%). In maart daalde de inflatie, maar in april veerde deze weer op tot 1,9%. Hierdoor is de druk op de ECB toegenomen om nu snel een punt te zetten achter het zeer ruime monetaire beleid. De kerninflatie geeft recentelijk ook blijk van volatiliteit en steeg in april tot 1,2%, de hoogste stand sinds 2013. Dit gaf voeding aan de discussie of de inflatiedruk nu wel of niet toeneemt. Mijn collega Aline Schuiling heeft een aantrekkende inflatie resoluut tegengesproken: volgens haar was de recente toename van de inflatie te wijten aan het tijdstip van Pasen. De cijfers voor mei bewezen haar gelijk. De totale inflatie viel zelfs nog iets sterker terug dan Aline had verwacht: de totale inflatie naar 1,4% en de kerninflatie naar 0,9%. Deze cijfers passen goed in het straatje van de ‘duiven’ die willen dat de ECB een zeer ruime monetaire koers blijft varen.

De inflatiecijfers in de VS waren duidelijk nog interessanter. De Core PCE, de inflatiemaatstaf die de Amerikaanse centrale bank bij voorkeur hanteert (exclusief levensmiddelen en energie), bedroeg 0,2% m-o-m maar zwakte af tot 1,5% j-o-j. Dit was voor de tweede maand op rij dat de Core PCE daalde in vergelijking met dezelfde maand van vorig jaar. De Core PCE stond eind 2015 op 1,4% en steeg daarna geleidelijk tot 1,8% begin dit jaar. Veel analisten zagen dit als een teken van een geleidelijk toenemende inflatiedruk in de VS. De recente cijfers roepen echter twijfels op over de inflatievooruitzichten. Een belangrijke oorzaak van de recente daling van de Core PCE is de prijzenslag bij de telecommunicatiediensten. Vraag is wel of dit toeval is of een indicatie van het effect van technologie op de ontwikkeling van de inflatie.

Vertrouwensindicatoren vlakken af

In de afgelopen maanden waren de vertrouwensindicatoren wereldwijd sterk. Deze indicatoren kunnen echter niet oneindig blijven stijgen. In veel gevallen liggen ze al op een ongekend hoog niveau. Maar welke kant gaat het op? De recente cijfers schetsen weliswaar een meer gemengd beeld, maar om nu al van een daling te spreken, gaat me te ver. Ik hou het voorlopig op een afvlakking.

De index van de Europese Commissie voor het economisch sentiment daalde licht van 109,7 in april naar 109,2 in mei. In de VS zakte de Conference Board Index voor het consumentenvertrouwen van 119,4 in april naar een nog altijd zeer hoog niveau van 117,9 in mei. De Taiwanese inkoopmanagersindex (PMI) viel terug van 54,0 in april naar 53,1 in mei en in China daalde de Caixin PMI voor de verwerkende industrie van 50,3 in april naar 49, 6 in mei.

 

De cijfers laten echter duidelijk een wisselend beeld zien. De PMI’s van het officiële Chinese bureau voor de statistiek vertellen een ander verhaal dan de Caixin, die door een Chinese uitgever wordt berekend. De officiële PMI voor de verwerkende industrie bleef gelijk op 51,2 terwijl die voor de niet-verwerkende industrie zelfs opliep van 54,0 naar 54,5. Het is zaak om de Chinese cijfers goed in de gaten te houden. De groeiversnelling in China in de afgelopen kwartalen was een belangrijke drijvende kracht achter de aantrekkende groei van de wereldhandel. De Chinese beleidsmakers hebben echter hun voet van het gaspedaal gehaald en trappen inmiddels op de rem. Deze PMI’s waren de afgelopen maanden gedaald, dus de officiële cijfers waren uiterst welkom. Ook elders werden er verbeterende vertrouwensindicatoren gemeld. Zo liep in de eurozone de Markit PMI op van 56,7 naar 57,0, terwijl in de VS de ISM Index een minimale stijging liet zien van 54,8 naar 54,9 na in de twee voorgaande maanden te zijn gedaald. Het meest indrukwekkende cijfer was de Chicago PMI, die in mei voor de vierde maand op rij steeg en met 59,4 ruim boven het 30-jaars gemiddelde van 55,1 ligt.

Al deze cijfers bevestigen onze visie dat de wereldeconomie in een degelijk maar niet spectaculair tempo groeit en dat de inflatie de komende tijd wellicht wat aanzwelt maar waarschijnlijk wel beheersbaar blijft. Tegen deze achtergrond kunnen centrale banken zich voorzichtig opstellen. De (geo)politieke onzekerheid is aanzienlijk en kan bij een verdere toename de financiële markten van hun stuk brengen. De kans hierop is echter geringer wanneer de economie het goed doet. Bovendien gaan in Europa de politieke ontwikkelingen mogelijk de goede kant op. Dat zou een welkome verrassing zijn.

Verbijsterend

$
0
0
  • Onzekerheid rond de Brexit alleen maar groter geworden
  • Amerikaanse cijfers opnieuw lager dan verwacht
  • Hoopgevende Chinese handelscijfers

Van de ene verbazing in de andere

Mijn collega’s Nick Kounis, Aline Schuiling en Georgette Boele hebben al het nodige gezegd over de uitslag van de Britse verkiezingen en daar valt op dit moment niet veel aan toe te voegen. Wel is premier Theresa May inmiddels bij de koningin op bezoek is geweest met het voorstel een minderheidsregering te vormen, nadat ze zich van de gedoogsteun van de Noord-Ierse DUP had verzekerd.

Ik ben geen expert in de Britse politiek, maar het begint wel op een klucht te lijken. Om te beginnen verbaasde het me al dat Theresa May op een harde Brexit aanstuurde. Daarmee leek ze volledig voorbij te gaan aan de 48,1% van de kiezers die in de EU wilden blijven. Verbijsterend was ook dat May vervroegde verkiezingen uitschreef. Een totaal overbodige gok, die arrogant leek en daarom het risico van een electorale afstraffing inhield. De Conservatieven hadden immers een werkbare meerderheid. De campagne was vervolgens al even ongelooflijk, met name het feit dat May weigerde om aan debatten met andere partijleiders deel te nemen. Het verbaasde me ook dat in de campagne het soort Brexit (hard of zacht of ergens ertussenin) niet centraal stond. Doel van de verkiezingen was immers om May aan een sterker en duidelijker mandaat voor de onderhandelingen te helpen. Dan had de campagne dáár toch over moeten gaan?

En nu verbijstert het me dat May, hoewel ze geen absolute meerderheid heeft behaald, premier wil blijven. Ongelooflijk. Ik ben van de ene verbazing in de andere gevallen: eerst streeft May naar een harde Brexit, zonder dat het duidelijk is of de Britten dat willen. Dan schrijft ze volkomen onnodige verkiezingen uit en voert ze een slechte campagne, die helemaal niet gaat waarover deze zou moeten gaan en waarin ze weigert met de andere leiders in debat te gaan. Vervolgens is de verkiezingsuitslag een ramp voor May, maar wil zij toch premier blijven. Ik ben, dat hebt u inmiddels begrepen, verbluft. De komende tijd zal de Britse politiek in het beste geval instabiel blijven en de onzekerheid rond Brexit is alleen maar groter geworden. Vreemd genoeg is de kans op een minder harde Brexit (wat dat ook mag zijn) waarschijnlijk groter geworden. Misschien levert deze chaos dan toch nog iets goeds op.

Hoopgevende cijfers uit China

De afgelopen dagen kwamen de belangrijkste economische indicatoren volgens mij uit China. De Chinese leiders zijn erin geslaagd de economische groei aan te jagen – de resultaten zijn sinds de tweede helft van 2016 zichtbaar – en sinds kort proberen ze het risico van financiële instabiliteit aan te pakken. Daarbij draaien ze de eerdere stimuleringsmaatregelen in feite weer terug. Het lijkt erop dat de groei van de Chinese economie het hoogtepunt heeft bereikt in het eerste kwartaal van dit jaar. De vraag is nu hoe sterk de groei vertraagt. De recente handelscijfers zijn hoopgevend. Uitgedrukt in dollars steeg de waarde van de invoer in mei met 14,8%
j-o-j (was 11,9% in maart). De uitvoer groeide minder hard, met 8,7% tegen 8,0% in maart. Dit is van groot belang, omdat de invoer van China de uitvoer van andere landen is en de sterkere groei van deze invoer heeft de wereldhandel de afgelopen kwartalen flink gestimuleerd. Uit de laatste cijfers blijkt dat een eventuele afkoeling van de Chinese economie (nog) niet doorwerkt in de wereldhandel.


Een andere belangrijke indicator voor de Chinese economie is de omvang van de valutareserve. Die is tussen medio 2014 en begin 2017 fors gedaald, met in totaal USD 1 biljoen. Sinds januari dit jaar is de reserve weer licht toegenomen, met in totaal zo’n USD 50 miljard, waarvan de helft in mei. Die toename wijst erop dat de beleidsmakers ofwel de kapitaalstromen beter onder controle hebben, of dat het vertrouwen groeit. Beide zijn waarschijnlijk een goed teken.

Cijfers uit de VS vallen opnieuw tegen, al ziet de arbeidsmarkt er goed uit

Uit de VS komen de laatste maanden tegenvallende cijfers: niet echt slecht, maar minder goed dan verwacht. Tot nu toe nog niet iets om je veel zorgen over te maken. Ruis, zou ik zeggen, voorlopig tenminste. Sommige delen van de economie blijven goed draaien. Er worden nog altijd erg weinig werkloosheidsuitkeringen aangevraagd en volgens het JOLTS-rapport van het Amerikaanse bureau voor arbeidsmarktstatistieken bereikte het aantal vacatures in april de hoogste stand ooit (Ik heb cijfers voor deze reeks gevonden die teruggaan tot 2001).

Het getuigenis van voormalig FBI-directeur James Comey tegenover het Congres was misschien wel interessanter dan de cijfers over de economie. Ik kan niet inschatten hoe belastend zijn verklaring is voor president Trump, of de banden met Rusland wel of niet tot een afzettingsprocedure kunnen leiden en of Trump dan tot aftreden kan worden gedwongen. Mocht het al zover komen, dan in ieder geval niet op korte termijn.

Groei Duitse productie

Uit Europa kwamen de laatste dagen weinig cijfers waarover iets te zeggen valt. Het belangrijkst zijn waarschijnlijk de Duitse orders en industriële productie. Met de orders ging het matig: een daling van 2,1% m-o-m in april na een groei van 1,1% in maart. Daar staat een stijging van 3,5% j-o-j tegenover (was +2,5% in maart). De industriële productie steeg met 0,8% m-o-m (-0,1% in maart) en met 2,9% j-o-j, de grootste toename sinds begin 2014. De Duitse in- en uitvoer hielden zich in april ook goed. Dit alles laat zien dat de Duitse economie goed presteert, al is de groei niet spectaculair.

Eurostat heeft de groeicijfers voor het laatste kwartaal van 2016 en het eerste kwartaal van 2017 naar boven bijgesteld en daarmee komt de totale groei in beide jaren hoger uit. Wij hebben onze prognoses voor beide jaren dienovereenkomstig aangepast.

De ECB heeft haar beleidsindicatie veranderd, maar niet veel. De verwijzing naar een mogelijke verdere verlaging van de rentetarieven, mocht ze dit nodig achten, is geschrapt. We waren toch enigszins verrast dat de ECB de frase dat de obligatieaankopen zo nodig opgeschroefd zouden kunnen worden, heeft gehandhaafd. De ECB bleef erbij dat renteverhogingen pas ‘over langere tijd en ruim na de beëindiging van het aankoopprogramma’ aan de orde komen. De normalisering van het monetair beleid wordt duidelijk een zaak van heel lange adem. De ECB loopt voorzichtigheidshalve liever achter de economische feiten aan dan dat ze op de ontwikkelingen vooruit loopt. Dat lijkt mij een verstandig uitgangspunt.

Opmerkelijk verschil in vertrouwen in industrie tussen VS en eurozone

$
0
0
  • De volatiliteit van de laatste maanden is waarschijnlijk voorbij, de opvallendste trend is het groeiende verschil in vertrouwen in de industriesector tussen de eurozone en de VS
  • Wereldhandel was zwak in april, maar Aziatische cijfers voor mei duiden op aanzienlijke verbetering in wereldhandel
  • Brexit-onderhandelingen zijn redelijk begonnen
  • Een verdere daling van de olieprijzen veroorzaakt vermoedelijk minder schade dan in 2014-2015

Bij de in 2016 ingezette versnelling van de groei van de wereldeconomie liep de verwerkende industrie voorop. De laatste maanden heeft in meerdere landen het ondernemersvertrouwen binnen de verwerkende industriesector sterker gefluctueerd. Ook de handelscijfers zijn volatieler geworden. Welke kant gaat het op? Kan de groei rond het recente niveau worden vastgehouden of gaat de groei sterk vertragen? We weten dat China een belangrijke rol heeft gespeeld bij de versnelling van de groei, maar ook dat de Chinese beleidsmakers allerlei maatregelen hebben genomen om de dreigende financiële instabiliteit tegen te gaan. Deze maatregelen hadden tot doel de kredietverlening in te dammen, maar hadden als bijeffect dat ze de economische groei remden. Wij denken dat de groei in China in het eerste kwartaal van dit jaar het hoogtepunt heeft bereikt. De vraag is nu hoe sterk de groei vertraagt.

Chinees Nieuwjaar en Pasen

De economische cijfers voor de eerste paar maanden gedragen zich soms nogal grillig, omdat twee belangrijke feestdagen die op korte termijn de economische bedrijvigheid beïnvloeden, niet op een vaste datum vallen, namelijk het Chinees Nieuwjaar en Pasen. Hierdoor is het lastiger om het verloop van de conjunctuurcyclus in de eerste maanden van het jaar juist te interpreteren.

Deze verstorende factoren zijn nu achter de rug en het ziet er in economisch opzicht volgens mij helemaal niet zo slecht uit. Vooral in de eurozone draait de economie goed. Het consumentenvertrouwen stijgt er al enige tijd en bereikte in mei de hoogste stand sinds 2007.

Het economisch hoogtij lijkt alle landen vlot te trekken: ondanks de breed gedragen bezorgdheid over het gebrek aan dynamiek van de Italiaanse en Franse economie, gaat het door de aantrekkende wereldeconomie ook daar beter. INSEE, het Franse bureau voor de statistiek, peilt maandelijks het ondernemingsklimaat. In de enquête wordt bedrijven onder andere gevraagd naar hun productieverwachtingen. Die zijn in juni sterk gestegen, naar het hoogste niveau sinds 2000.

Een vreemd verschil

De voorlopige Markit PMI voor de verwerkende industrie in de eurozone is gestegen van 57,0 in mei naar 57,3 in juni. Deze indicator stijgt nu al sinds augustus vorig jaar, en dat is indrukwekkend. Dat maakt het des te verrassender dat de PMI in de VS zich in tegengestelde richting beweegt: die daalt nu al vijf maanden op rij. Deze discrepantie is ongebruikelijk en ik heb er geen aannemelijke verklaring voor. Als ik er dan toch een moet bedenken, dan zou het uiteenlopende monetaire beleid misschien een rol kunnen spelen: de Fed is bezig te verkrappen, terwijl de ECB nog steeds op grote schaal stimuleert. Maar dat lijkt mij toch een vergezochte verklaring. Het verschil in vertrouwen zal waarschijnlijk niet lang duren, en ik vermoed dat de curves de komende maanden weer naar elkaar toe groeien.

Uit het onderzoek van de Britse werkgeversvereniging CBI naar de ontwikkelingen in de industrie bleek dat de orderportefeuille van Britse bedrijven fors is verbeterd. De index voor alle orders is in juni sterk gestegen, naar de hoogste stand sinds het einde van de jaren 1980!

Andere zwakke cijfers

De Amerikaanse PMI’s voor de industrie waren niet de enige zwakke indicatoren. De PMI voor de dienstensector is in de eurozone flink gedaald, van 56,3 in mei naar 54,7 in juni, en in de VS licht van 53,6 naar 53,0. Hoewel dit zeker geen goede cijfers zijn, ben ik toch geneigd meer gewicht te hechten aan de cijfers voor de verwerkende industrie. Toegegeven, de verwerkende industrie is aanzienlijk kleiner dan de dienstensector, maar is wel vroegcyclisch.

Ook sommige cijfers uit Italië waren slecht: de industriële orders waren in maart al met 4,3% m-o-m gedaald en daar kwam in april een daling van 0,7% bovenop. Jaar-op-jaar duikelden ze van +9.2% in maart naar -2,2% in april. Het CPB stelt maandelijks statistieken over de wereldhandel samen en volgens de meest recente cijfers is het volume van de wereldhandel in april met 2,1% gekrompen, al volgde dit op een stijging van 2,2% in maart.

April leverde nogal wat slechte cijfers op en de wereldhandelsdata van het CPB bevestigen dat. Over die combinatie van zwakke cijfers valt wel het een en ander te zeggen. Ten eerste worden de CPB-cijfers vaak nog aanzienlijk bijgesteld. De stijging van 2,2% in maart was oorspronkelijk 1,5%. Dat is geen geringe bijstelling. Ten tweede komen de tegenvallende handelscijfers voor april vrijwel geheel voor rekening van opkomend Azië. En die zwakte waren we in veel eerder gepubliceerde nationale cijfers uit de regio al tegengekomen.

Handelscijfers Azië zien er erg goed uit

De recentere nationale cijfers uit Azië zijn al weer beter, wat erop wijst dat we hier te maken hebben met enige volatiliteit rond een op zich solide groeitrend. Vorige week publiceerden Japan en Thailand hun handelscijfers voor mei. De exportgroei van beide landen is opnieuw versneld, van 7,5% j-o-j in april naar 14,9% j-o-j voor Japan en van 8,5% naar 13,2% voor Thailand. De invoer liet een vergelijkbare trend zien, net als de Chinese cijfers voor mei die een paar dagen eerder bekend waren gemaakt. Een consistent beeld dus. Het Zuid-Koreaans bureau voor de statistiek komt na de eerste twintig dagen van de maand altijd met voorlopige cijfers. In Zuid-Korea was niet in april, maar in mei sprake van flauwe handel, al kan dit een definitiekwestie zijn. Maar hoe dan ook, de handelscijfers voor juni waren veel beter: de groei van de uitvoer steeg van 3,4% j-o-j in mei naar 24,4% in juni en de invoer van 11,7% naar 20,7%. Dit alles duidt op volatiliteit van de handel in de laatste paar maanden, terwijl de onderliggende groei doorzet.

Brexit

De Brexit-onderhandelingen zijn begonnen, en nog niet eens zo slecht. De Britse premier May zei tegen haar collega’s dat EU-burgers in het Verenigd Koninkrijk mogen blijven als ze er al woonden vóór een nog niet nader bepaalde datum (deze datum zal niet voor het moment liggen waarop de Britse regering officieel artikel 50 in werking stelde). De overige Europese leiders noemden dit een goede eerste stap, maar vonden wel dat dit eerste voorstel veel vragen open liet. Sadiq Kahn, de burgemeester van Londen, lijkt de zorgen van de Europese leiders te delen. Van de drie miljoen EU-burgers in het VK wonen er één miljoen in Londen en voor Kahn is de uitkomst dus van groot belang.

De ECB heeft stevige uitspraken gedaan over de locatie van en het toezicht op de clearing van in euro luidende derivaten, een belangrijk onderdeel van de financiële bedrijvigheid in de Londense City. De ECB dringt aan op wijziging van de EU-wetgeving om de clearingactiviteiten in de EU, en bij voorkeur in de eurozone, te houden. Dat is een belangrijk punt, want het is big business en ook belangrijke business. Buiten de politieke aspecten moeten er ook duidelijke economische aspecten worden meegewogen. Er zijn bovendien risico’s waarmee rekening moet worden gehouden. De clearingsector kan in Londen putten uit een reservoir aan talent dat je nergens anders hebt en Londen beschikt bovendien over een wetgevend kader. De clearingsector is een hoeksteen van het Europese financiële stelsel en de hele sector verhuizen brengt risico’s met zich mee. Dat neemt niet weg dat het begrijpelijk is dat de ECB deze kernactiviteit liever dichter bij huis wil hebben, waar het er directer zicht op heeft.

De olieprijzen en 2014-2015

De olieprijzen staan onder druk. In ons basisscenario gaan we niet uit van een verdere daling, maar het is interessant om eens te kijken wat er zou kunnen gebeuren als de prijzen dalen naar het niveau van begin 2016. De prijsdaling die halverwege 2014 inzette, had grote gevolgen voor de wereldeconomie en de financiële markten. Bezorgdheid over een herhaling valt te verwachten, maar het lijkt me niet onredelijk op een paar belangrijke verschillen te wijzen. Ten eerste de prijsdaling: van USD 110 in 2014 naar USD 30 begin 2016. Dat is fors. Als de prijzen opnieuw zover zouden dalen, dan in ieder geval vanaf een veel lager uitgangspunt. De bedrijven die toen in moeilijkheden zijn geraakt, met name de Amerikaanse producenten van schalieolie, hebben tijd gehad om hun financiën op orde te brengen. Ze hebben bovendien hun productiekosten kunnen verlagen. Daarbij wordt er op dit moment veel minder geboord dan begin 2014 en het is dus niet waarschijnlijk dat de kapitaalinvesteringen in de sector net zo hard zouden terugvallen als toen. Hieruit trek ik de voorlopige conclusie dat de macro-economische consequenties en de gevolgen voor de kredietkwaliteit in de sector dit keer veel minder groot zullen zijn.


Maakt wereldeconomie spagaat?

$
0
0
  • Economische groei in Europa, China en Japan lijkt bemoedigend
  • Groei in VS is even van het pad af – zeer waarschijnlijk is dit ruis
  • Communicatie van centrale banken leidt tot verwarrring
  • Inflatie blijft hardnekkig laag

De recente koersbewegingen op de aandelenmarkten lijken te duiden op opborrelende economische problemen. Indien dit inderdaad zo is, dan speelt dit nog wel duidelijk onder de oppervlakte. Ik vind dat de wereldeconomie er halverwege het jaar goed voor staat, al heeft het er alle schijn van dat we in een ongebruikelijke spagaat belanden: de economische groei in de VS lijkt zich tegengesteld te ontwikkelen aan de groei elders in de wereld. Dat is echter een situatie die niet lang kan duren.

De macrocijfers in Europa blijven sterk, de Japanse economie wint aan kracht en het ziet ernaar uit dat de vertraging in China heel gematigd blijft. De VS is de enige grote economie waarvoor de laatste tijd met enige regelmaat teleurstellende cijfers worden gemeld. Helaas is de VS wel de grootste economie van de grote economieën. Omdat de VS op dit moment dus de vreemde eend in de bijt is maar ik geen redenen zie voor een ernstige teruggang van de economische bedrijvigheid in de VS, kan ik niet anders dan concluderen dat de recente zwakte vooral ruis betreft en dat dit in de komende maanden weer ongedaan gemaakt wordt.

De inflatie blijft ondertussen heel laag. Alle reden dus om wat langer stil te staan bij de inflatievooruitzichten voor de komende paar jaar. Persoonlijk denk ik dat de structurele veranderingen in de economie (met name de technologie), de daarmee samenhangende wijzigingen in de marktdynamiek en de hervormingen van de arbeidsmarkt nog gedurende een langere periode het deksel op de inflatie houden. Hierdoor wordt het voor centrale banken lastig om hun inflatiedoel te bereiken. De uitdaging voor centrale banken ligt in de manier waarop ze moeten reageren. Toegegeven, deze visie weerspiegelt zeker niet de mening van de meerderheid en zelfs binnen mijn eigen team kan ik niet op veel steun rekenen. Uit recente uitlatingen van Mark Carney en Mario Draghi leid ik af dat ook zij in verwarring verkeren.

Economische groei in de eurozone blijft sterk

De indicatoren van het ondernemersvertrouwen in de eurozone zijn nog steeds indrukwekkend. De barometer van de Europese Commissie voor het economisch sentiment steeg in juni weer, waarmee de geringe terugval in mei ruimschoots teniet werd gedaan. Om de huidige kracht van de economie van de eurozone in perspectief te plaatsen, heb ik voor deze index gekozen omdat de cijferreeks ver teruggaat. In onderstaande grafiek is te zien dat de index van het economisch sentiment sinds 1985 slechts gedurende vier periodes hoger is geweest. De eerste periode, aan het einde van de jaren ’80 van de vorige eeuw, viel samen met de hereniging van Duitsland. De twee sterke periodes rond de eeuwwisseling hielden verband met de technologiezeepbel. De vierde en laatste periode lag net voor het uitbreken van de kredietcrisis. Terecht kan worden gesteld dat de index toen zo hoog was omdat de kredietzeepbel bezig was zich te vormen. Maar wat er nu met de index gebeurt, wijkt af van het gebruikelijke patroon. In de vier voorgaande periodes dat de index het huidige niveau bereikte of overtrof, was er steeds een duidelijk aanwijsbare reden (Duitse hereniging, internetzeepbel en kredietzeepbel). Wordt de huidige opgaande fase ook aangedreven door een factor die op de langere termijn zeker niet houdbaar is? Dit is inderdaad mogelijk, maar ik zou niet weten wat die factor dan is. Ik denk dan ook dat we ons bevinden in een fase van daadwerkelijke kracht na een reeks van heel moeilijke jaren voor de eurolanden.

De overige cijfers in de eurozone zijn ook positief. Neem bijvoorbeeld het Franse consumentenvertrouwen. Dit kan zeker een flinke oppepper hebben gekregen door de overwinning van Macron bij zowel de presidents- als de parlementsverkiezingen, maar het vertrouwen vertoont al enige tijd een stijgende lijn en is naar historische maatstaven hoog. Het ligt zelfs op het hoogste niveau in de afgelopen 15 jaar.

Een tweede voorbeeld is de Ifo-index van het Duitse ondernemersvertrouwen, die in juni verder verbeterde. Ook in Nederland nam het producentenvertrouwen toe in juni toe, al kon de terugval in mei niet volledig ongedaan worden gemaakt.

Japanse economie en Chinese economie blijven ook sterk

De Japanse economie trekt aan. In mei steeg de industriële productie met 6,8% j-o-j, na een toename van 5,7% in april. De Japanse arbeidsmarkt verkrapt verder. De verhouding tussen vacatures en werkzoekenden loopt nog steeds op en inmiddels heeft deze ratio de hoogste stand sinds de jaren ’70 bereikt.

Het is echter niet overal in Azië rozengeur en maneschijn. In Zuid-Korea vertraagde de toename van de industriële productie tot 0,1% j-o-j in mei en ook peilingen onder ondernemers laten een lichte verzwakking zien. China, de belangrijkste Aziatische economie naast Japan, presteert echter beter dan verwacht. De Chinese overheid probeert de problemen rond de mogelijke financiële instabiliteit aan te pakken. In dit verband wordt de kredietverlening geremd en wordt de vermindering van schulden gestimuleerd. Dit houdt echter wel het risico in dat de economische groei vertraagt. Als de overheid te hard op de rem trapt, dreigt een aanzienlijke vertraging waarvan de gevolgen zich ook elders zouden doen gevoelen. Tot op heden gebeurt dit echter niet. De officiële Chinese indices van het ondernemersvertrouwen zijn in juni verbeterd. De index voor de verwerkende industrie steeg in juni tot 51,7, waarmee het verlies van de twee voorgaande maanden grotendeels is ingelopen. Deze index ligt nu in feite boven het gemiddelde over de afgelopen vijf jaar. De index voor de niet-verwerkende industrie steeg in juni voor de tweede maand op rij en ligt ook boven het vijfjaarsgemiddelde. Kortom, de groeivertraging van China lijkt dus van zeer bescheiden omvang te zijn en dat is positief voor de wereldeconomie.

Vreemde eend in de bijt

De VS is de vreemde eend in de bijt. In de afgelopen maanden is een aantal indicatoren achtergebleven bij de verwachtingen. De vorige week bekendgemaakte cijfers voor de orders voor duurzame goederen waren allesbehalve indrukwekkend. De onderstaande grafiek over de langere termijn laat zien dat de orders voor kapitaalgoederen (exclusief defensie en luchtvaart) sinds medio 2016 een stijgende lijn vertonen, maar echt hard gaat het niet. Bovendien is de stijging recentelijk afgezwakt. Gegeven de ontwikkeling van de bedrijfswinsten is de toename van de orders voor kapitaalgoederen, die een goede indicatie geven van de bedrijfsinvesteringen, teleurstellend. Het is niet duidelijk waardoor dit komt. Mogelijk hebben bedrijven simpelweg geen trek om te investeren. Een andere mogelijkheid is dat de cijfers een te negatief beeld geven van de feitelijke situatie. De grafiek is in nominale dollars. Kapitaalgoederen dalen echter doorgaans in prijs; dit drukt het totaalcijfer. Bovendien is de energiesector mogelijk oververtegenwoordigd. Omdat de energiesector kapitaalintensief is, zet het huidige niveau van de energieprijzen wellicht een rem op de investeringsbereidheid. Dit hoeft echter niet representatief te zijn voor de rest van de economie.

De nationale bedrijvigheidsindex van de Chicago Fed, waarin maar liefst 85 economische cijferreeksen zijn verwerkt, bereikte in april de hoogste stand sinds begin 2014. In mei volgde echter een scherpe daling, in lijn met het wisselende patroon van de recent gepubliceerde economische cijfers in de VS.

Enkele andere cijfers waren daarentegen goed. Zo steeg de index van The Conference Board in juni tegen de verwachting in. De stijging was niet sterk, maar volgde wel op twee maanden van daling.

Het persoonlijk inkomen nam in mei toe met 0,4% m-o-m na een winst van 0,3% in april. Het besteedbaar persoonlijk inkomen verbeterde in mei met 0,5% m-o-m, terwijl door prijsdalingen het reëel besteedbaar inkomen een zeer solide stijging van 0,6% m-o-m liet zien in mei. In de eerste vijf maanden van het jaar is het reëel besteedbaar inkomen met zo’n 3,8% op jaarbasis gestegen. Dat is niet mis en duidt niet bepaald op een materiële teruggang van de economie. De bestedingen vertoonden echter tekenen van verzwakking. De persoonlijke bestedingen waren slechts 0,1% hoger en in de eerste vijf maanden van het jaar stegen de reële persoonlijke bestedingen met circa 1% op jaarbasis. Omdat de inkomens sneller zijn gestegen dan de uitgaven, is de spaarquote in mei toegenomen van 4,5% naar 5,5%. Hierdoor kan de consument op enig moment in de toekomst meer uitgeven dan er binnen komt.

De Chicago PMI, de barometer van het ondernemersvertrouwen in Chicago en omgeving, een economisch belangrijke regio in de VS, liep op van 59,4 in mei naar 65,7 in juni. In de afgelopen 20 jaar is deze index slechts incidenteel hoger geweest. De huidige hoge stand is indrukwekkend en strookt niet met het idee dat de Amerikaanse economie sterk vertraagt of op korte termijn sterk gaat vertragen. Ik blijf dan ook bij mijn standpunt dat de huidige zwakte van diverse indicatoren in de VS hoofdzakelijk een kwestie van ruis is.

Zaaien de centrale banken bewust verwarring of zijn ze gewoon in de war?

De centrale banken hebben recentelijk verwarring gezaaid op de markten. Na de laatste vergadering van het FOMC, het beleidscomité van de Amerikaanse centrale bank (Federal Reserve), betoogde Fed-voorzitter Janet Yellen dat de lage inflatie een verschijnsel van voorbijgaande aard was. De marktpartijen dachten hier blijkbaar anders over: direct na de persconferentie van Yellen daalden de obligatierentes.

Mark Carney, de gouverneur van de Engelse centrale bank (BoE), deed na de laatste vergadering van het MPC, het beleidscomité van de BoE, heel luchtig over de relatief hoge inflatie in het Verenigd Koninkrijk, hoewel drie van de vier externe leden van het MPC op die bijeenkomst de rente wilden verhogen. Later liet Carney doorschemeren dat een renteverhoging wellicht niet lang meer op zich laat wachten.

Tijdens de persconferentie na afloop van de junivergadering van de Raad van Bestuur van de Europese Centrale Bank (ECB) stelde Mario Draghi zich verruimingsgezinder op dan wij hadden verwacht. In een toespraak die ECB-president Draghi onlangs hield in Portugal, leek hij op een meer verkrappingsgezinde lijn te zitten. Vervolgens probeerden ECB-functionarissen de markten ervan te overtuigen dat het niet Draghi’s bedoeling was geweest om verkrappingsgezind over te komen. Naar onze mening was het verhaal van Draghi in Portugal heel logisch: de economie draait goed, de deflatierisico’s zijn afgenomen en een ‘normalisering’ van het monetaire beleid zal heel geleidelijk verlopen.

Discussie moet over inflatie gaan

Waar de discussie feitelijk over moet gaan, is de inflatie. In de eurozone schommelt de inflatie de laatste tijd nogal heen en weer. In juni zwakte de totale inflatie af tot 1,3%, maar versnelde de kerninflatie van 0,9% in mei naar 1,1%. Dit laatste wil overigens niet zeggen dat de inflatiedruk is toegenomen. Duitse vakantiereizen lijken de versnelling te hebben veroorzaakt en dit effect wordt in juli waarschijnlijk weer teruggedraaid. De belangrijkste vraag is waarom de inflatie nog altijd zo laag is en waarom de loonstijgingen zo gering zijn. Het antwoord op deze vraag moet worden gezocht in de nog altijd aanzienlijke onbenutte capaciteit  binnen de economie van de eurozone. Na jaren van stagnerende loongroei en dreigende werkloosheid gaan werknemers ervan uit dat hogere looneisen geen zin hebben. Misschien nog wel belangrijker is dat de arbeidsmarkt door alle hervormingen flexibeler is geworden. Als de marktomstandigheden verkrappen, zal de reactie aan de aanbodzijde dan ook krachtiger zijn dan voorheen. Met als logisch gevolg dat het effect op de loonontwikkeling geringer is.

Het Amerikaanse rapport over persoonlijke inkomsten en uitgaven bevatte ook belangrijke informatie over de inflatie. De favoriete inflatiemaatstaf van de Federal Reserve is de ‘Core PCE’. Op basis hiervan is de inflatie verder afgezwakt tot 1,4% j-o-j in mei tegen 1,5% in april en 1,8% in januari. De deflatoire krachten kwamen in het rapport duidelijk naar voren. De deflatie van de goederenprijzen nam toe. Als deze trend aanhoudt, zal de Fed hier iets mee moeten doen.

Economie draait lekker door

$
0
0
  • Wereldeconomie groeit nog steeds in behoorlijk tempo
  • Europa en China blijven voor meevallers zorgen
  • Inflatiedruk blijft heel bescheiden
  • Fed wacht waarschijnlijk niet lang meer met balansverkorting

China – in ieder geval voorlopig – sterker en niet zwakker

De wereldeconomie groeit nog steeds in een iets hoger dan trendmatige tempo. Terwijl ik de afgelopen paar weken met vakantie was, zijn in China statistici meevallende cijfers verschenen over de BBP-groei en de industriële productie. Zo is in juni de groei van de industriële productie versneld van 6,5% j-o-j in mei naar 7,6%. Dit kan ruis zijn, maar het is in ieder geval geen zwak cijfer. De meeste analisten, onder wie ook wijzelf, zijn uitgegaan van een gematigde groeivertraging in China in de loop van het jaar. Tot nu toe is deze uitgebleven. Omdat de Chinese economie in sterke mate bepalend is voor de richting waarin de wereldeconomie zich op korte termijn ontwikkelt, is dit belangrijk.

Ifo doet ons versteld staan; alle landen liften mee

Vorige week verrasten economische indicatoren in de eurozone consistent in positieve zin. Dit onderstreept dat het cyclische herstel aanhoudt. Landen die worden beschouwd als relatief zwak, liften mee. Er bestaat bijvoorbeeld in brede kring ongerustheid over de dynamiek van de Italiaanse economie, maar de Italiaanse industriële orders zijn in mei toegenomen met 4,3% m-o-m (tegen -0,5% in april) en 13,7% j-o-j (tegen -2,2% in april). Deze cijfers worden mogelijk geflatteerd door kalendereffecten, maar de grafiek voor de industriële orders laat duidelijk een verbetering zien. De trend vertoont sinds begin 2016 een stijgende lijn. Begin 2016 kromp de omzet in de industriesector nog, maar inmiddels vertoont deze een indrukwekkende groei: +7,6% j-o-j in mei tegen 4,1% in april. Uit de meest recente enquête van de Franse centrale bank blijkt dat ook Franse ondernemers optimistischer worden. De Market PMI voor de eurozone is in juli gedaald. De meest gezaghebbende Europese indicator voor het ondernemersvertrouwen is echter de Duitse Ifo-index. Deze index is in juli voor de zesde maand op rij gestegen en ligt nu op het hoogste niveau in een aantal decennia. De stijging in de laatste zes maanden is ontegenzeglijk indrukwekkend. Of dit zich zal vertalen in even indrukwekkende harde economische cijfers, moet worden afgewacht. Gezien de lange historie en indrukwekkende trackrecord van deze enquête, ben ik echter geneigd meer waarde te hechten aan een index als de Ifo dan aan de nogal grillige hardere cijfers.

Amerikaans BBP groeit volgens verwachting

Het economische beeld in de VS is relatief stabiel, met een behoorlijke maar niet spectaculaire groei en een lage inflatie. Het BBP liet in het tweede kwartaal, volgens het in eerste instantie gepubliceerde cijfer, een geannualiseerde groei van 2,6% k-o-k zien. Dit is iets minder dan verwacht en het cijfer voor het tweede kwartaal is bijgesteld van 1,4% naar 1,2%. De groei van de particuliere consumptie is, zoals verwacht, versneld. De bedrijfsinvesteringen leverden een behoorlijke bijdrage aan de groei. De woningbouw en de mutaties in voorraden in de private sector hadden een negatief effect. De verandering in de voorraden in reële dollars had een marginaal negatief effect. Dit is ongebruikelijk wanneer er geen sprake is van een recessie, vooral nu het door de lage rente goedkoop is om voorraden aan te houden. Bedrijven blijven dus voorzichtig.

Inflatie blijft zeer laag

De prijscijfers in het BBP-rapport voor de VS over het tweede kwartaal waren zwak en de loonkostenindex voor het tweede kwartaal kwam met 0,5% uit onder het verwachte niveau van 0,6%. Dit is allemaal in overeenstemming met recente rapporten over de verschillende inflatiecijfers, die duiden op een wijdverbreide afname van de inflatiedruk.

Fed gaat normaliseren, maar uiterst langzaam

Het FOMC, het beleidscomité van de Amerikaanse centrale bank (Federal Reserve), gaf na de meest recente beleidsvergadering een verklaring uit waaruit kan worden opgemaakt dat de Fed haar balans misschien vanaf september gaat verkorten of in ieder geval in september een startdatum gaat aankondigen. Aangezien de wereldeconomie lekker draait en de VS behoort tot de landen die het verst zijn gevorderd in de economische cyclus, zou het heel redelijk zijn als de Fed haar beleid gaat normaliseren. Maar gezien het verrassend gematigde inflatieplaatje hoeft de Fed zich helemaal niet te haasten. De Fed kan en zal dus heel langzaam te werk gaan.

Niet zenuwachtig worden!

$
0
0
  • Ongerustheid over Noord-Korea
  • Inflatie in VS blijft – alweer – iets achter bij de verwachtingen
  • Chinese reserves herstellen zich verder

Het verbaal geweld tussen de VS en Noord-Korea is de afgelopen tijd sterk toegenomen. Dit roept een aantal vragen op, zoals:
• wat is het verschil tussen nu en de laatste paar jaar?
• wat kunnen we verwachten?
• wat moeten beleggers doen?

Wat is het verschil?

Ik ben geen politicoloog en ook geen Noord-Korea-deskundige, maar de escalatie van de spanning is iets waar ik in mijn wekelijkse commentaar niet omheen kan. Naar mijn mening zijn er in vergelijking met de afgelopen paar jaar drie dingen veranderd. Ten eerste zorgt, volgens een recent groot artikel in de Financial Times, de economische hervorming in Noord-Korea voor een soort economische opleving. Dit kan het zelfvertrouwen van de politieke leiders hebben versterkt. Ten tweede hebben verschillende tests de laatste tijd het internationale bewustzijn van de nucleaire capaciteiten van Noord-Korea versterkt. En ten derde heeft president Trump een heel andere stijl en volgt hij een andere tactiek dan zijn voorganger. Mijn collega Didier Duret, Chief Investment Officer van ABN AMRO Private Banking, formuleert het als volgt: “De bredere context is dat de regering Trump internationale aangelegenheden op een andere manier benadert. Wij zien nu het tegenovergestelde van het leading from behind motto dat eerdere regeringen aanhingen. Het Witte Huis onder Trump is duidelijk assertiever en zal steun zoeken bij gevestigde bondgenoten. De markten moeten deze nieuwe politieke situatie onderkennen en hiermee leren omgaan.” Wat Didier hiermee zegt, is volgens mij: verwar de verandering in retoriek niet met een verandering in militaire strategie.

Beperkte beleidsopties aan beide kanten

Het is moeilijk te zeggen of dit alles de situatie inderdaad gevaarlijker maakt. Ik kan mij nog steeds moeilijk voorstellen dat Noord-Korea kernwapens gaat gebruiken. De Noord-Koreaanse leiders moeten toch beseffen dat de rest van de wereld dat niet zou tolereren en dat dit het einde van hun bewind zou betekenen. Maar ook militaire interventie door de VS is ondenkbaar in verband met de kwetsbaarheid van Seoul. De Zuid-Koreaanse hoofdstad ligt slechts zo’n vijftig kilometer van de Noord-Koreaanse grens. Elk militair ingrijpen op Noord-Koreaans grondgebied zou ongetwijfeld worden beantwoord met een niet te stoppen aanval op Seoul.

De Noord-Koreaanse leiders geven sinds kort aan dat ze mogelijk een aanval gaan doen op Guam. Guam is ongeveer 3.500 kilometer verwijderd van Noord-Korea. Dit is misschien niet helemaal een loos dreigement, want het vermoeden bestaat dat Noord-Korea raketten heeft die een twee keer zo grote afstand kunnen overbruggen. Guam is een zogenaamd ‘unincorporated US territory’. Het eiland heeft niet meer dan ongeveer 200.000 inwoners maar huisvest ook een voor de VS belangrijke militaire basis. Een aanval op Guam betekent een aanval op het Amerikaanse leger. Het is moeilijk voor te stellen dat Noord-Korea de Amerikaanse militaire basis op Guam echt zal aanvallen. Gebeurt dit wel, dan zal het gaan om een aantal raketten die op het eiland worden afgevuurd. Het is zelfs mogelijk dat de Noord-Koreanen een paar (conventionele) raketten afvuren en opzettelijk missen, puur om de Amerikanen te provoceren en te kijken hoe ze reageren. Ik denk dat China in dat geval bereid zal zijn om haar invloed op de Noord-Koreaanse leiders aan te wenden.

Geopolitiek en markten

Geopolitieke ontwikkelingen kunnen zeker marktbewegingen veroorzaken. De markten voor risicovolle beleggingen lopen over het algemeen alleen blijvende schade op wanneer de fundamentele economische situatie die bepalend is voor de ontwikkeling van de financiële markten, op langere termijn wordt beïnvloed. Een nucleair militair conflict zou uiteraard gevolgen hebben voor de wereldwijde economische fundamentele situatie. Zelfs een niet-nucleair conflict waarbij Seoul schade oploopt, kan langdurige negatieve gevolgen hebben voor de markten voor risicovolle beleggingen. Maar elke uitkomst anders dan een militair conflict zal slechts een tijdelijk effect hebben op de markten. En laat ik herhalen dat wij een daadwerkelijk militair conflict zeer onwaarschijnlijk achten. We moeten er ook rekening mee houden dat de recente negatieve marktbeweging in de hand is gewerkt door de goede performance in de afgelopen twaalf maanden: dit gaf aanleiding tot winstneming. Het onzekere vooruitzicht dat belangrijke centrale banken in de komende kwartalen overgaan tot ‘normalisering’ van het monetaire beleid is misschien een andere reden waarom sommige beleggers hun geld uit de markt halen.

De beste bescherming tegen de gevolgen van geopolitieke spanningen voor een beleggingsportefeuille zijn spreiding, sterke zenuwen en geduld.

Opnieuw lage inflatiecijfers in de VS

De inflatie in de VS valt al een aantal maanden lager uit dan verwacht en juli was geen uitzondering. De totale inflatie kwam uit op 0,1% m-o-m en 1,7% j-o-j. Dit laatste cijfer hield een marginale stijging in ten opzichte van juni, maar was iets lager dan verwacht. De kerninflatie bedroeg eveneens 0,1% m-o-m en 1,7% j-o-j en bleef daarmee gelijk aan juni. De kerninflatie wordt voor een groot deel bepaald door de kosten van huisvesting. Dit is een wat omstreden element, omdat het hoge gewicht van de ‘huurwaarde’ is gebaseerd op de aanname dat huiseigenaren ook te maken krijgen met een huurstijging, wat natuurlijk niet het geval is. Er kunnen nog andere kanttekeningen worden geplaatst, maar ik wil daar nu niet op ingaan. Als de kosten van huisvesting uit de kerninflatie worden gehaald, komt de prijsstijging van het resterende mandje uit op slechts 0,6% j-o-j en daalt het driemaands voortschrijdende gemiddelde op jaarbasis naar niet meer dan 0,28%.

Het lijkt erop dat de zwakke inflatietrend aanhoudt, ondanks de heel behoorlijke totale economische groei. Dit zet de Amerikaanse centrale bank (Federal Reserve) verder onder druk om de prognoses voor de officiële rentes te herzien. Volgens de meest recente consensusprognoses van het FOMC, het beleidscomité van de Federal Reserve, wordt de rente dit jaar nog één keer verhoogd en volgend jaar drie keer. De futuresmarkten lijken aan te geven dat een renteverhoging vóór Kerstmis mogelijk maar niet zeker is en dat de Fed de rente volgend jaar ten hoogste één keer verhoogt. Wij zitten hier ergens tussenin. Dat verandert nu niet, maar de kans dat de inflatie lager uitkomt dan verwacht is groter dan die van een uitschieter naar boven. Dit geldt ook voor onze inschatting van de koers van de Federal Reserve.

Chinese reserves nemen weer toe

De afgelopen dagen zijn er weinig belangrijke macro-economische cijfers bekendgemaakt. Wel is het misschien de moeite waard om te vermelden dat de Chinese valutareserves in juli met USD 24 miljard zijn toegenomen naar USD 3.080 miljard. Dit was de zesde maand op rij waarin de reserves groter werden. Daarvoor waren de valutareserves van juni 2014 tot februari 2017 gestaag gedaald, met in totaal bijna USD 1.000 miljard. Deze daling was toe te schrijven aan een uitstroom van kapitaal en droeg bij aan de nervositeit op de financiële markten. De gematigde groeitrend van de afgelopen tijd vormt voor de meeste financiële markten een geruststelling.

 

Het onbekende Noord-Korea

$
0
0

in samenwerking met Arjen van Dijkhuizen, Sr. Econoom Opkomend Azië

  • ·         Geopolitiek domineert de berichtgeving over Noord-Korea …
  • ·         … en economische cijfers over het land zijn schaars en onbetrouwbaar
  • ·         Toch pogen we enig inzicht in de economische ontwikkelingen te geven
  • ·         De uitvoer van steenkool naar China is volledig tot stilstand gekomen…
  • ·         … maar de invoer lijkt daar tot nu toe niet onder te lijden
  • ·         Oplopend handelstekort zet waarschijnlijk extra druk op het regime

Noord-Korea is volop in het nieuws. Vorige week weer toen Koreaanse raketten het Japanse luchtruim doorkruisten en gisteren dankzij een test met de krachtigste kernproef tot nu toe. De berichtgeving gaat vooral over politiek, inclusief de raketkwestie en wat dit betekent voor de verhouding met de VS, Zuid-Korea, Japan en de rest van de wereld.

Over de Noord-Koreaanse economie is echter heel weinig bekend, behalve dan dat het land arm is en ’s nachts niet te zien is vanuit de ruimte. Voor zover we weten, zijn er heel weinig analisten die zelfs maar proberen economische informatie over het land te verzamelen. Hoewel we zeker niet willen pretenderen Noord-Koreadeskundigen te zijn, leek het ons interessant te proberen er enkele recente economische ontwikkelingen uit te lichten. Hierbij moeten we wel de kanttekening maken dat cijfers over de economie zeer schaars en waarschijnlijk niet erg betrouwbaar zijn. Een degelijke economische analyse is dan ook niet mogelijk, maar we doen een toch een poging. Iemand moet het doen…

Economische transformatie?

De gerespecteerde Financial Times kwam onlangs, in de reeks ‘The Big Read’, met een paginagroot artikel over de economie van Noord-Korea. De toonzetting verbaasde ons. Het artikel suggereerde dat de economie in de lift zou zitten, in ieder geval de laatste tijd Deze opleving zou te danken zijn aan enkele liberaliseringsmaatregelen die de FT op het conto schrijft van Kim Jong-un. Op grond van interviews met mensen die het land zijn ontvlucht, werd het beeld geschetst dat ‘de Noord-Koreaanse leider economische groei tot speerpunt had gemaakt, naast de ontwikkeling van kernwapens.’ Verder werd opgemerkt dat het land zich langzaam ontwikkelde van een zeer strak gecontroleerde socialistische planeconomie naar een meer marktgerichte economie.

Een arm land en een groeiversnelling gevolgd door een vertraging…

Volgens de Economist Intelligence Unit (EIU) bedroeg het nominale BBP in 2015 USD 15 miljard. Dat is enkele miljarden minder dan het BBP van Afghanistan en ongeveer vergelijkbaar met de provincie Drente. Het is niet duidelijk in hoeverre dit cijfer de totale economische bedrijvigheid van het land adequaat weergeeft.

Uitgaande van een bevolking van circa 25 miljoen raamde de EIU het BBP per hoofd van de bevolking voor 2015 op ongeveer USD 600 (nominaal, dus niet gecorrigeerd voor koopkracht). Dat is laag, maar rond de eeuwwisseling was het minder dan USD 500. Er is dus vooruitgang. De EIU heeft verder berekend dat de economie sinds de eeuwwisseling met gemiddeld 2% per jaar is gegroeid. Gedurende het grootste deel van deze periode is er echter geen duidelijke trend te ontdekken. De EIU-cijfers wijzen wel op een duidelijke groeiversnelling n 2016 (tot zo’n 4%), gevolgd door een verwachte vertraging in 2017 (naar zo’n 1,5%) en krimp in 2018 (-1%).

… en een oplopend handelstekort

De meest actuele met enige regelmaat uitkomende cijfers die we konden vinden, hebben betrekking op de buitenlandse handel. Hieruit komen enkele interessante ontwikkelingen naar voren. Volgens het IMF heeft Noord-Korea in 2016 voor USD 2.969 miljoen uitgevoerd (f.o.b.), waarvan 86% (USD 2.554 mln.) naar China. Steenkool lijkt het belangrijkste exportproduct. China importeerde vorig jaar voor USD 1.012 miljoen aan kolen uit Noord-Korea. Dat was 40% van de totale Chinese invoer vanuit dit buurland. Noord-Korea voerde voor in totaal USD 3.733 miljoen (c.i.f.) in. Daarvan was USD 3.389 miljoen, ofwel 91%, afkomstig uit China.

Het handelstekort was vorig jaar dus USD 764 miljoen. Over de financiering daarvan zijn geen cijfers beschikbaar, en ook niet over de kapitaalrekening of de valutareserves. Aangezien het land een structureel tekort op de handelsbalans heeft en geen toegang heeft tot de internationale kapitaalmarkten, is het moeilijk voor te stellen dat het valutareserves kan hebben opgebouwd. Misschien moeten we er dus maar van uitgaan dat China, de grootste economische partner, de middelen verschaft om het tekort te dekken.

De uitvoer van steenkool naar China is volledig tot stilstand gekomen

In de loop van 2017 is er iets interessants gebeurd in de handel van Noord-Korea. De waarde van de uitvoer is sterk afgenomen: volgens cijfers van het IMF met zo’n 27% j-o-j in de eerste vijf maanden van het jaar. De daling doet zich vooral voor na februari. De beschikbare cijfers van het IMF voor de periode maart-mei wijzen op een daling van 40% j-o-j. Dat lijkt het directe gevolg van de VN-sancties tegen het land, of beter gezegd, van het feit dat China de sancties naleeft. Met de VN-sancties van november 2016 is een maximum gesteld aan de uitvoer van steenkool door Noord-Korea en is de export van koper, zink, nikkel en zilver verboden.

Het probleem met alle sancties tegen Noord-Korea is dat het van China afhangt of ze in de praktijk ook werken. In het verleden lijkt China zich niet erg strikt aan VN-sancties tegen Noord-Korea te hebben gehouden. In februari 2017 kondigde het grote buurland echter een totale stop aan voor de invoer van steenkool uit Noord-Korea voor de rest van het jaar. Volgens de officiële statistieken ligt de invoer sinds maart 2017 inderdaad volledig stil. Of de invoerstop daadwerkelijk bedoeld is om Pyongyang onder druk te zetten, of dat China zijn koleninvoer wilde verminderen om andere landen, met name de VS, ter wille te zijn, weten we uiteraard niet. Opvallend is wel dat China de invoer van steenkool uit Noord-Korea eerst flink lijkt te hebben opgeschroefd, rond de tijd dat de VN de sancties afkondigde. Het is ook onduidelijk of de invoerstop volgend jaar nog geldt. Over de Chinese invoer van koper, zink, nikkel en zilver hebben we geen cijfers, dus of de invoer daarvan ook is gestopt, weten we niet.

Steenkool is verreweg het belangrijkste exportproduct van Noord-Korea en China is de grootste afnemer. Het kan dan ook niet anders dan dat het Chinese invoerverbod een gevoelige slag heeft toegebracht aan de Noord-Koreaanse economie (dit verklaart de door de EIU voorziene scherpe vertraging in 2017 en krimp in 2018). De pijn lijkt iets te worden verzacht door de stijgende Chinese invoer van Noord-Koreaans ijzer- en looderts. Als de Noord-Koreaanse invoer op het huidige niveau blijft, neemt het handelstekort toe tot circa USD 1,5-2,0 miljard. Dat is veel voor een land met een exportbasis van ongeveer USD 3-5 miljard (de cijfers variëren per bron).

Invoer Noord-Korea tot nu toe onveranderd

In een ‘normale’ economie zou zo’n daling van de exportinkomsten de valuta van het land enorm onder druk zetten. De invoer zou waarschijnlijk scherp dalen, met als gevolg een ernstige economische recessie. Dat lijkt tot nu toe niet het geval. De Noord-Koreaanse invoer lijkt er niet onder te lijden. Sterker nog, de totale invoer vanuit China is in de eerste zeven maanden van het jaar zelfs gestegen, met 22% j-o-j.


Daarvoor zijn vier verklaringen te bedenken. Ten eerste zouden de cijfers onjuist kunnen zijn en heeft China de invoer van Noord-Koreaanse steenkool helemaal niet stopgezet. Het lijkt echter niet waarschijnlijk dat de Chinezen daarover zouden kunnen of willen liegen. Ten tweede zou Noord-Korea financiële reserves kunnen hebben die het nu aanspreekt om zijn oplopende handelstekort te financieren. Ook dit lijkt ons onwaarschijnlijk. Mocht het toch waar zijn, dan is het niet lang vol te houden. Een derde mogelijkheid is dat China het tekort financiert met extra leningen of overdrachten. In dat geval verzachten de Chinezen de gevolgen van de sancties waaraan ze zich inmiddels lijken te houden. Dit zou een verklaring kunnen zijn en het zou China ook andere middelen geven om Kim Jong-un onder druk te zetten. Tot slot is het mogelijk slechts een kwestie van tijd voordat de sterke daling van de exportinkomsten pijn gaat doen en de invoer alsnog keldert. Dat zou de economie en daarmee de leiders in Pyongyang onder druk zetten.

Conclusies

Noord-Korea is een arm, gesloten en geheimzinnig land. Over de economie is weinig bekend. Volgens de Financial Times kent het land een lichte economische opleving als gevolg van enige liberalisering. Blijft het feit dat Noord-Korea sinds het in 2006 zijn eerste kernproeven deed, gebukt gaat onder economische sancties van de VN, de VS, de EU en andere landen.

De meest actuele informatie over de Noord-Koreaanse economie komt uit internationale handelscijfers. Daaruit blijkt niet alleen een structureel handelstekort, maar ook dat China veruit de grootste handelspartner is en steenkool een belangrijk exportproduct is.

Sinds februari voert China in het geheel geen steenkool uit Noord-Korea meer in, overeenkomstig de VN-sancties van november 2016. Je zou verwachten dat dit de Noord-Koreaanse economie geweldig onder druk zou zetten, maar aan de ontwikkeling van de invoer te zien, lijkt dat niet direct het geval. Dat kan een kwestie van tijd zijn, of het komt doordat China andere producten invoert of het land financiert, wat de effectiviteit van de sancties zou verminderen. We moeten de ontwikkelingen op handelsgebied goed in de gaten houden. Druk op de Noord-Koreaanse economie kan de regering op de knieën dwingen of tot gevaarlijke wanhoopsacties leiden. Al zal de waarheid, zoals meestal, wel ergens in het midden liggen.

Goudlokje is terug, maar bewolking blijft aan de horizon

$
0
0
  • Dit jaar overtreft de groei tot dusver overal de verwachtingen
  • Geen tekenen van vertraging op korte termijn
  • Bescheiden inflatie
  • Maar grote onzekerheden zijn gemakkelijk aanwijsbaar

De wereldeconomie groeit sterker dan aan het begin van dit jaar werd verwacht. Er doen zich bijna overal positieve verrassingen voor. Bij de grote economieën geldt dit voor de eurozone, Japan en China. De VS vormt de grote uitzondering. Hier ontwikkelt de economische groei zich volgens onze verwachting. Onze prognose van eerder dit jaar was echter mede gebaseerd op de aangekondigde begrotingsstimulansen van president Trump. Dat effect is uitgebleven. De Amerikaanse economie ontwikkelt zich zonder stimulansen dus net zo goed als wij hadden verwacht mét beleidsinitiatieven. Dit is dus zeker niet slecht!

Is het wachten op een vertraging?

Wij gaan er al enige tijd vanuit dat de groei in de belangrijkste economieën wat gaat afzwakken. Hier hadden wij een aantal redenen voor. Ten eerste groeit de economie in veel landen al enige tijd in een meer dan trendmatig tempo; het zou alleen maar logisch zijn als de groei iets afzwakt het trendmatige niveau. Wij hadden verwacht dat dit tot uiting zou komen in de ontwikkeling van de indicatoren voor het ondernemersvertrouwen, die over het algemeen een goede indicatie geven van de ontwikkeling van de conjunctuur op korte termijn. Omdat veel van deze indicatoren eerder dit jaar het hoogste punt in jaren bereikten, dachten we dat deze iets zouden afzwakken. Verder gingen wij uit van een lichte vertraging van de belangrijke Chinese economie, als gevolg van maatregelen van de Chinese beleidsmakers om de kredietgroei af te remmen. Tot dusver blijven deze tekenen van een vertraging van de wereldwijde groei echter uit.

Nog steeds op volle toeren

Afgaande op recente indicatoren ligt een vertraging van de verschillende economieën op korte termijn niet voor de hand. De Amerikaanse ISM voor de verwerkende industrie is in augustus omhoogschoten tot het hoogste niveau sinds 2011. De door de Europese Commissie gepubliceerde ‘Economic Sentiment Index’ voor de eurozone bereikte in augustus de hoogste stand in ruim tien jaar. Ook Chinese PMI’s stegen in augustus, tegen alle verwachtingen in. Er zijn meer tekenen dat de wereldeconomie, en met name de verwerkende industrie, beter standhoudt dan verwacht. De prijzen van basismetalen hebben zich de afgelopen maanden zeer sterk ontwikkeld en ook de cijfers uit de logistieke sector laten een goede ontwikkeling zien. Gegeven al deze signalen is er alle reden om de groeiprognoses voor de korte termijn te verhogen. Dit werkt vervolgens ook door in 2018.

Bescheiden inflatie

De inflatie in de VS vertoont een bescheidener verloop dan verwacht. Dit is eigenlijk het grootste deel van dit jaar al het geval. Het zou echter nog steeds toeval kunnen zijn. Mogelijk leidt de krappe arbeidsmarkt binnenkort tot forsere loonstijgingen, met een aantrekkende inflatie als gevolg. De stijging van de olieprijs sinds half juni kan eveneens de totale inflatie op korte termijn iets opdrijven. Ook de zwakkere dollar kan een licht inflatoir effect hebben in de VS.  Ik ben echter al lang van mening dat de lage Amerikaanse inflatie te wijten is aan meer structurele factoren en het zou mij verbazen als de inflatie sterk en hardnekkig gaat stijgen.

De inflatie in de eurozone is dit jaar iets opgelopen, maar is nog steeds lager dan de doelstelling van de ECB. De sterkere euro zal de inflatie in bedwang houden. Wij denken dat de inflatie in de komende maanden waarschijnlijk iets vertraagt.

Normalisering van het monetaire beleid

Het monetaire beleid is in een aantal, maar niet alle, landen aan het veranderen. De Japanse en Britse centrale bank zullen bijvoorbeeld het beleid vermoedelijk nog enige tijd ongewijzigd laten. De Amerikaanse Federal Reserve (Fed) heeft de kwantitatieve verruiming in 2014 stopgezet en heeft de rente sinds december 2015 vier keer verhoogd. Volgens de prognoses die de Fed in juni publiceerde, was de mediane verwachting van de leden van het FOMC, haar beleidscomité, dat de rente tot eind 2018 vier keer zou worden verhoogd. De aanhoudend lage inflatie maakt dit twijfelachtig. De financiële markten hebben er trouwens nooit in geloofd. Wij denken dat de Fed tijdens de vergadering van 20 september het aantal verwachte renteverhogingen tot eind 2018 gaat terugbrengen naar misschien één of twee. De Fed heeft ook aangegeven dat aflossingen op obligaties voor een geringer deel worden herbelegd teneinde de balans te verkorten. Wij verwachten dat dit plan wordt uitgevoerd, zij het met flexibiliteit als zich ongewenste ontwikkelingen voordoen.

De ECB zal tijdens de vergadering van oktober plannen voor het terugdraaien van haar aankoopprogramma aankondigen. Wij verwachten dat de ECB zal benadrukken dat de vermindering langzaam, voorzichtig en flexibel zal verlopen. Tijdens zijn laatste persconferentie probeerde ECB-president Draghi vergeefs de euro naar beneden te praten. Marktpartijen begrijpen dat de ECB geen beleidsopties heeft om de koers van de euro te drukken. Dat zou een versoepeling van het monetaire beleid vereisen, maar dat gaat duidelijk niet gebeuren.

Bewolking aan de horizon

Hoewel de kortetermijnvooruitzichten voor de wereldeconomie, met een sterke groei en lage inflatie, kunnen worden omschreven als ‘ goudlokje’, moeten we niet vergeten dat er nog verschillende forse onzekerheden zijn. De hierboven genoemde normalisering van het monetaire beleid in de VS en de eurozone is zo’n onzekerheid.

Het economische beleid in China is een andere factor: de gevolgen die de pogingen om de schuldratio’s te verlagen op korte termijn hebben voor de economische prestaties, blijven onzeker.

Ook Noord-Korea kan hoofdpijn opleveren. Uit de recente kernproeven kan worden opgemaakt dat Noord-Korea op dit gebied tot veel meer in staat is dan velen dachten. De acties van de Noord-Koreaanse leiders blijven onvoorspelbaar. President Trump heeft aangegeven dat hij strafmaatregelen wil nemen tegen landen die handel drijven met Noord-Korea. Omdat 90% van de Koreaanse handel plaatsvindt met China, lijkt Trump China te dreigen met handelsrestricties. Een escalatie kan uitmonden in een handelsoorlog die uiterst schadelijk zou zijn voor de wereldeconomie.

De discussie over het schuldenplafond in de VS is eveneens een onderwerp dat de financiële markten van hun stuk kan brengen. Aanvankelijk leek het erop dat het schuldenplafond deze maand zou worden bereikt. President Trump had gezegd dat hij geen wet zou tekenen waarmee het plafond zou worden verhoogd, tenzij hij geld zou krijgen voor de bouw van de muur tussen de VS en Mexico. Een impasse zou hebben geleid tot de sluiting van overheidsloketten. Door de noodsituatie die is ontstaan in Texas na orkaan Harvey, zou stillegging van de overheid echter onaanvaardbaar zijn. Het Congres en de president zijn daarom overeengekomen dat het schuldenplafond licht wordt verhoogd. De werkelijke discussie is hiermee uitgesteld tot december.

Ik zie dat Europa, afgezien van normalisering van het monetaire beleid, nog niet voorkomt op de lijst van onzekerheden. De rommelige discussie over de Brexit en de naderende algemene verkiezingen in Italië zijn echter ook potentiële bronnen van onrust op de financiële markten.

Richting is vrij duidelijk, behalve in de VS door orkanen

$
0
0
  • Economie van eurozone loopt op rolletjes
  • Zeer zwakke cijfers VS zijn tenminste deels te wijten aan Harvey
  • Geleidelijke vertraging van Chinese groei houdt aan

Een blik in het koffiedik van de maandelijkse economische cijfers levert niet altijd een duidelijk beeld op in welke richting de wereldeconomie zich beweegt. Vorige week verschenen er niet overdreven veel nieuwe cijfers, maar deze cijfers laten wel een interessant beeld zien. Een beeld dat onze visie in grote lijnen bevestigt. In de eurozone loopt de economie op rolletjes, in China vertraagt de groei geleidelijk en de recente orkanen in de VS maken het erg lastig om te peilen hoe de Amerikaanse economie er voor staat.

Werkgelegenheid in eurozone groeit relatief snel

De economie van de eurozone doet het goed, ondanks de duurdere euro. De groei van de werkgelegenheid versnelde in het eerste kwartaal licht naar 1,6% j-o-j; in het tweede kwartaal werd dit groeitempo gehandhaafd. Het is de sterkste groei sinds 2008. De industriële productie nam in juli toe met een magere 0,1% m-o-m; jaar-op-jaar was de toename iets groter: van 2,8% in juni naar 3,2 in juli. Dit ligt echter nog altijd ruim onder de 4,1% van mei. We moeten hierbij niet vergeten dat deze cijfers vaak herzien worden en dat ze in de zomer nogal eens fluctueren.

Zwakke detailhandelsomzet in VS, mede door Harvey

De Amerikaanse macrocijfers waren over het algemeen slecht, met name die over de detailhandelsomzet en de industriële productie. De detailhandelsomzet daalde in augustus met 0,2% m-o-m, terwijl de cijfers over de twee voorgaande maanden fors naar beneden zijn bijgesteld. Mogelijk wordt nu ook het BBP voor het tweede kwartaal iets verlaagd. Belangrijker is echter dat de vooruitzichten voor de consumptieve groei in het derde kwartaal problematisch worden. De lagere detailhandelsomzet in augustus is voor een belangrijk deel te wijten aan de orkaan Harvey, al beweren statistici dat ze dit effect niet kunnen isoleren en kwantificeren. Met de autoverkopen gaat het al een tijdje niet lekker en dit drukt de totale detailhandelsomzet. Als we de autoverkopen niet meerekenen, is er ondanks Harvey in augustus zelfs sprake van een stijging van 0,2%.

De industriële productie daalt sterk, maar ondernemersvertrouwen blijft robuust

De orkaan raasde ook door andere cijfers. De industriële productie daalde in augustus met 0,9% m-o-m en de productie in de verwerkende industrie met 0,3%. Dit zijn slechte cijfers en in hoeverre Harvey hierop van invloed is geweest, valt onmogelijk te zeggen: we moeten afwachten of september beter wordt. Harvey kan overigens nog doorwerken in de cijfers over september, terwijl orkaan Irma daarin zeker ook tot uiting komt. Tegenover de slechte cijfers voor de detailhandelsomzet en industriële productie staat de New York Empire State-index, die het ondernemersvertrouwen meet in het district van de Federal Reserve van New York (dus ver uit de buurt van de orkanen). Deze index is in september maar heel licht gedaald en wijst nog altijd op sterke groei. De NFIB-index, die landelijk het ondernemersvertrouwen bij het mkb meet, stond in juli al hoog op 105,2 en is in augustus nog een fractie gestegen naar 105,3. De harde cijfers en de vertrouwensindicatoren botsen dus. Wij tasten hier enigszins in het duister, maar dat geldt voor iedereen, ook voor de Fed. De onzekerheid zou voor de Fed weer een reden kunnen zijn om zich niet vast te leggen op een volgende renteverhoging op korte termijn.

Hogere inflatie in de VS: een nieuwe trend of Harvey-effect?

De Amerikaanse inflatie viel dit jaar doorgaans lager uit dan verwacht. In augustus was dat opeens anders, met een CPI die 0,4% m-o-m hoger was. Dit roept de vraag op of de voorgaande zes maanden een afwijking waren of dat augustus dat was. Eén maand is nog geen trend, zegt men. Ik zit in het lage-inflatiekamp en één maand met hoge inflatie verandert daar niets aan. Als we de cijfers nader bekijken, lijkt Harvey ook hier een rol te spelen. De kosten van ‘overnachtingen buitenshuis’ stegen sterk, net als de huren. Voor en na de komst van Harvey zijn er veel mensen geëvacueerd en het is goed mogelijk dat hotels en ook huisbazen in de regio hun prijzen hebben verhoogd. In hoeverre dit de nationale cijfers beïnvloedt, is uiteraard onduidelijk. De stijging van de kerninflatie was met 0,2% m-o-m veel geringer. Het verschil komt vooral voor rekening van de brandstofprijzen, die mede bepaald worden door de olieprijzen op de wereldmarkt, maar ook door een tekort aan raffinagecapaciteit na de sluiting van raffinaderijen vanwege Harvey.

Ik mag dan om diverse redenen geloven in lage inflatie (vooral vanwege het effect van technologie op de markten en met name op de dienstensector), maar zelfs ik moet toegeven dat meerdere factoren wijzen op een lichte stijging van de Amerikaanse inflatie in de nabije toekomst. De zwakte van de dollar, de hogere grondstoffenprijzen en de toenemende krapte op de arbeidsmarkt zijn allemaal factoren die het waarschijnlijk maken dat de inflatie op maandbasis in de rest van het jaar iets versnelt. Maar zo ging het vorig jaar ook, zodat door basiseffecten de stijgingen jaar-op-jaar beperkt blijven.

Chinese economie vertraagt

Wij zijn al lang van mening (en de meerderheid van de analisten met ons) dat een geleidelijke groeivertraging van de Chinese economie onvermijdelijk is. Uit de cijfers over het tweede kwartaal bleek daar nog niets van, maar recente cijfers lijken meer in lijn met dit standpunt te zijn. Zo is bijvoorbeeld de groei van de industriële productie gedaald van 6,4% j-o-j in juli naar 6,0% in augustus. Ook de groei van de detailhandelsomzet liep licht terug: van 10,4% in juli naar 10,0% in augustus. De hamvraag is nu hoe snel de groei daalt en hoe lang die daling doorgaat.

Op 18 oktober begint het negentiende nationale congres van de Chinese communistische partij. Dit markeert het begin van de grote herschikking van politieke functies. Een proces dat doorloopt tot in 2018. De algemene verwachting is dat president Xi zal proberen zijn machtsbasis te versterken en dat een zwakke of instabiele economie daarbij uiterst onwelkom is. De Chinese beleidsmakers hebben doorgaans een stevige greep op de economie. We gaan er dan ook van uit dat de daling van de groei geleidelijk blijft en niet tot heftige verstoringen zal leiden.

 

Hoeveel rek zit er nog in?

$
0
0
  • Vertrouwensindices voor de verwerkende industrie stijgen verder
  • Handelscijfers in Azië bevestigen het positieve beeld
  • Fed houdt voet bij stuk, maar het inflatievraagstuk blijft

Een optimist als ik zoekt altijd naar positieve economische signalen die een optimistische visie bevestigen, in dit geval op de kortetermijnvooruitzichten voor de wereldeconomie. Dit is voor mij een goed jaar geweest. Het synchrone mondiale herstel heeft aan kracht gewonnen en de prognoses voor de economische groei zijn in de loop van het jaar verhoogd. Een voorteken van dit alles was de spectaculaire verbetering van de indicatoren voor het ondernemersvertrouwen, die ongeveer medio vorig jaar begon. Naarmate deze indices hoger opliepen, begonnen zelfs optimisten zoals ik zich af te vragen wanneer het omslagpunt zou worden bereikt en hoe snel deze indices dan zouden dalen. Omdat sommige van deze indices in de afgelopen maanden een niveau hebben bereikt waar ze niet vaak bovenuit komen, dacht ook ik dat ze zouden gaan dalen, zij het niet heel snel.

De verbazingwekkende PMI’s

Als ik naar de recente cijfers kijk, krijg ik niet de indruk dat het omslagpunt is bereikt. Zo geven de voorlopige Markit PMI-cijfers voor de eurozone en een aantal belangrijke individuele eurolanden aan dat het groeitempo in de verwerkende industrie helemaal niet afneemt, maar juist versnelt. Uiteraard kunnen we discussiëren over het verschil tussen de vertrouwensindices en de zogenaamde harde cijfers, zoals de industriële productie en het BBP. Veel economen zijn van mening dat de harde cijfers relevanter zijn. Ik ben daar niet zo zeker van. Eerlijk gezegd ben ik het er niet mee eens. De vertrouwensindices begonnen ongeveer halverwege vorig jaar in veel landen te verbeteren. De harde cijfers volgden slechts langzaam, maar deden dat uiteindelijk wel. De boodschap is volgens mij dat de zachte cijfers kunnen aangeven welke kant het waarschijnlijk opgaat, vooral als zij in veel landen zo duidelijk hetzelfde beeld laten zien.

De Markit PMI voor de verwerkende industrie in Duitsland is volgens het voorlopige cijfer in september uitgekomen op 60,6 (tegen 59,3 in augustus). De vorige keer dat deze index dit niveau bereikte, was in 2011 vlak voordat de eurocrisis de economie van de eurozone in een recessie deed belanden. De Duitse economie vertoonde toen een groei van ruim 3%! Ik zeg niet dat dit nu weer gebeurt, maar het is op zijn minst opmerkelijk. In Frankrijk is dezelfde index in september eveneens gestegen, zij het niet zo sterk als in Duitsland.

Ook in de VS was de Markit PMI voor de verwerkende industrie iets hoger dan in augustus (53,0 tegenover 52,8), maar de stijging is hier minder indrukwekkend. Toch ondersteunen zelfs de Amerikaanse cijfers de visie dat de groei niet vertraagt maar juist versnelt.

Gunstige handelscijfers in Azië

De vraag is dan of dit slechts toeval is en de ontwikkeling snel zal omslaan, of dat er elders tekenen zijn die bevestigen dat de ontwikkeling van de verwerkende industrie nog steeds aan kracht wint, zoals de indices suggereren. Taiwan, een goede graadmeter voor de gezondheid van de wereldhandel, heeft onlangs de cijfers voor de exportorders in augustus bekendgemaakt. De exportorders zijn met 7,5% j-o-j gestegen. Dat is minder dan in juli (+10,5%) en juni (+13,0%). De Taiwanese exportgroei werd in de eerste helft van het jaar echter geflatteerd door een positief basiseffect. Doordat de exportorders zich in de eerste helft 2016 heel slecht ontwikkelden, viel de vergelijking op jaarbasis beter uit. De eerste keer dat de exportorders in 2016 op jaarbasis een stijging lieten zien, was in augustus. Het gunstige basiseffect is nu dus voorbij. Als we dat in aanmerking nemen, zijn de cijfers over augustus 2017 helemaal niet zo slecht.

Zuid-Korea is ook sterk afhankelijk van bewegingen in de internationale handel, die duidelijk nauw is gerelateerd aan die in de verwerkende industrie. Het land heeft onlangs export- en importcijfers voor de eerste twintig dagen van september bekendgemaakt. Deze waren ontegenzeglijk goed. De export is gestegen met 31,1% j-o-j, vergeleken met 11,6% in augustus, terwijl de import is toegenomen met 23,9%, tegenover 11,2% in augustus. Deze cijfers zijn geflatteerd door het aantal handelsdagen, maar ook als ze hiervoor worden gecorrigeerd, dan nog zijn het zonder meer goede cijfers.

Ook de Japanse handelscijfers voor augustus geven blijk van een krachtige ontwikkeling. De groei van de Japanse export is versneld van 13,4% naar 18,1% j-o-j (het hoogste percentage sinds 2013), terwijl de import met 15,2% is toegenomen. Dit is iets minder dan de 17,3% van juli.

Het is niet echt wetenschappelijk bewijs, maar de combinatie van de PMI’s en de handelscijfers in een aantal Aziatische landen wijst erop dat de positieve mondiale ontwikkeling binnen de verwerkende industrie in ieder geval aanhoudt. Dat is heel gunstig voor de wereldeconomie.

Fed houdt voet bij stuk

Mijn collega Nick Kounis heeft zijn visie gegeven op de besluiten en de communicatie door de Amerikaanse centrale bank (Federal Reserve) na haar meest recente beleidsvergadering. Het FOMC, het beleidscomité van de Federal Reserve, heeft de dot plot niet aangepast. Dit betekent dat de mediane prognose nog steeds duidt op één renteverhoging dit jaar en drie rentestappen volgend jaar. Wij hebben onze visie onlangs gewijzigd en denken nu dat de rente niet voor kerstmis wordt verhoogd en dat er volgend jaar slechts twee rentestappen komen. Nick benadrukte dat de dot plot geen onderscheid maakt tussen leden met en zonder stemrecht en dat de stemmende leden mogelijk iets verruimingsgezinder zijn dan alle leden bij elkaar.

Ik realiseer me dat de kans groot is dat ons basisscenario niet klopt en de Fed de rente vóór het eind van dit jaar nog een keer verhoogt. De grootste onzekere factor is wat er gaat gebeuren met de inflatie en, nog belangrijker, welke afwegingen de Fed zal maken. Ik ben al een hele tijd van mening dat de Amerikaanse economie zich kenmerkt door sterke deflatoire krachten. Dat wil niet zeggen dat de inflatie volgens mij in de komende maanden zeker verder gaat afnemen. Een hogere olieprijs, de zwakkere dollar en de krappe arbeidsmarkt kunnen de inflatie in de komende maanden opdrijven. Ik denk echter dat het op langere termijn voor de Fed niet eenvoudig zal zijn om haar inflatiedoel te halen. En er is op zijn minst een kans dat de cijfers dat in de komende maanden al gaan aangeven. De vraag is welke afwegingen de Fed dan gaat maken. Naar mijn mening moet de Fed niet wanhopig vasthouden aan haar inflatiedoel. Gebeurt dat wel, dan blijft het monetair beleid waarschijnlijk te ruim. Naar mijn mening moet de Fed de op de langere termijn verwachte lage inflatie in aanmerking nemen en zich realiseren dat de rente onder dergelijke omstandigheden niet zo sterk hoeft te stijgen als bij een terugkeer van de inflatie naar een historisch gezien normaler niveau.

 


Tandje lager of toch nog hoger?

$
0
0

 

  • Economisch sentiment in eurozone verder verbeterd
  • Regionale indices in VS voor ondernemersvertrouwen laten herstel zien
  • Core PCE-index VS daalt verder
  • China overtreedt kolenembargo tegen Noord-Korea

De wereldeconomie groeit dit jaar harder dan verwacht, in sommige gevallen zelfs veel harder. Hoe sterker de groei, hoe sterker ook de verwachting dat we het hoogtepunt naderen en een kentering ophanden is. Vreemd genoeg gebeurt dit niet. Integendeel, het lijkt erop dat de groei aanzwelt.

Welke cijfers passen in dat beeld?

De economische-stemmingsbarometer van de Europese Commissie is in september opnieuw gestegen, naar het hoogste peil in ruim tien jaar. Dat doet vermoeden dat de BBP-groei in de eurozone, op dit moment 0,5-0,6%, waarschijnlijk nog iets zal versnellen. Dat blijkt ook uit de Nederlandse index van het producentenvertrouwen die steeg van 5,4 in augustus naar 8,5 in september, de hoogste stand in bijna tien jaar. Vergelijkbare Franse en Italiaanse indices zijn ook verder gestegen.

Het beeld in de VS is minder eenduidig. Diverse, zij het niet alle, regionale indices van het ondernemersvertrouwen zijn in de loop van het jaar licht gedaald. Drie van de deze week gepubliceerde indices, die voor Dallas, Richmond en Kansas, vertoonden tot nu toe dit jaar een vergelijkbaar patroon en zijn deze week alle drie weer gestegen. Ook de meest recente Chicago PMI, die dit jaar niet was gedaald, stond deze week hoger. Dit wijst erop dat de economische groei in deze regio’s weer versnelt.

De orders voor duurzame goederen in de VS waren fors in augustus. Het totaalcijfer fluctueert nogal en steeg 1,7% m-o-m. Een betere maatstaf voor de bedrijfsinvesteringen is de deelreeks ‘orders voor kapitaalgoederen, zonder defensie en luchtvaart’. Die steeg in juli met 1,1% m-o-m en in augustus met 0,9% m-o-m. Deze reeks is dit jaar met zo’n 6,5% op jaarbasis gegroeid. Niet spectaculair, wel goed. De verkoop van kapitaalgoederen, exclusief defensie en luchtvaart, is in augustus met 0,7% m-o-m toegenomen (was 1,1% m-o-m in juli). Over het hele jaar is deze reeks met ongeveer 6% gestegen.

En welke cijfers passen daar niet in?

Economische cijfers zijn zelden volledig eenduidig. Tegenover een groot aantal goede cijfers staan meestal wel enkele slechte. Dit is ook nu het geval. Terwijl de stemmingsindex van de Europese Commissie blijft stijgen, is de gezaghebbende Duitse Ifo-index voor de tweede maand op rij gedaald, van 115,9 in augustus naar 115,2 in september. Duidelijk iets om in de gaten te houden, want discrepantie tussen de index van de Commissie en de Ifo is ongebruikelijk; ik verwacht dan ook niet dat die lang zal duren.

Ook de Amerikaanse woningmarkt is vrij zwak. De verkoop van nieuwbouwwoningen is in augustus gedaald naar 560.000 op jaarbasis. In juli waren dat er nog 580.000 en op het hoogtepunt in maart 638.000. Het cijfer was ook lager dan het jaar ervoor. Het Amerikaanse consumentenvertrouwen is in september eveneens licht afgenomen, maar dat mocht geen naam hebben.

Wat misschien wel een naam mag hebben, is de ontwikkeling van de metaalprijzen. Veel metalen zijn sinds juni in prijs gestegen, maar in september zijn koper, nikkel, ijzererts en cokeskolen allemaal licht in prijs gedaald. Misschien een kwestie van kortstondige volatiliteit, maar wel iets om op te letten.

Mijn conclusie op basis van alle cijfers van de afgelopen dagen is dat ze goed aansluiten bij mijn idee dat de groei van de wereldeconomie niet vertraagt, maar juist versnelt.

Lage inflatie: de vraag is nu of die blijvend is

Met 1,5% is de totale inflatie in de eurozone in september gelijk gebleven ten opzichte van de maand ervoor. De kerninflatie is jaar op jaar echter licht gedaald, van 1,2% naar 1,1% Deze cijfers laten zien dat de ECB worstelt met haar inflatiedoelstelling, terwijl de economie toch goed groeit. Maar voor Europa kun je tenminste nog aanvoeren dat de onbenutte capaciteit in de economie, ondanks de stevige groei, de inflatie drukt.

In de VS is de situatie ingewikkelder. De werkloosheid heeft het peil bereikt waarop normaal gesproken looninflatie begint op te treden, de prijzen van olie en andere grondstoffen zijn gestegen, de dollar is in waarde gedaald en de Fed voert nog altijd een accommoderend beleid. Toch is de kerninflatie dit jaar licht gedaald, tegen de verwachting in. De Fed gaat ervan uit dat dit een tijdelijk verschijnsel is. Maar de kerninflatie is nu al zes maanden lager dan verwacht en dat begint toch op een trend te lijken. Ook het meest recente cijfer voor de core PCE, de favoriete inflatiemaatstaf van de Fed, viel weer lager uit dan verwacht. Jaar op jaar daalde die van 1,4% naar 1,3%. Ik beweer al geruime tijd dat dit vooral komt door structurele economische veranderingen, vooral als gevolg van technologie. De Fed kan daar naar mijn mening weinig aan doen en moet dat ook niet proberen. Dat de inflatie achterblijft bij de verwachting moet de Fed er dan ook niet van weerhouden het monetair beleid te normaliseren. Ze dient wel te beseffen dat ‘het nieuwe normaal’ door de lage inflatie lager ligt dan in het verleden.

China beëindigt het embargo op invoer van steenkool uit Noord-Korea

Eind vorig jaar kondigde de VN een embargo aan op de invoer van steenkool uit Noord-Korea. Omdat China verreweg de grootste importeur van Noord-Koreaanse steenkool is, staat of valt zo’n embargo met de bereidheid van China eraan mee te werken. En in maart heeft China de invoer inderdaad stopgezet en vier maanden lang helemaal geen steenkool uit Noord-Korea geïmporteerd. Dat moet Noord-Korea zeker gevoeld hebben en tot valutaproblemen in Pyongyang hebben geleid, want steenkool is een van de belangrijkste, zo niet het belangrijkste exportproduct van het land en China is de grootste afzetmarkt. Maar het lijkt erop dat China de invoer van steenkool in augustus heeft hervat. Dit blijkt uit de Chinese handelscijfers en die lijken ons juist. Wij kunnen de reden hiervoor niet achterhalen, maar neigen tot de speculatieve verklaring dat Pyongyang door het embargo financieel onder druk kwam te staan en dat China die druk nu probeert te verlichten. Dat China weer steenkool uit Noord-Korea invoert, lijkt volkomen in tegenspraak met recent nieuws dat het land de druk op Noord-Korea juist opvoert. Wordt vervolgd…

Bevestiging

$
0
0
  • Productiecijfers eurozone en handelscijfers Azië bevestigen aantrekkende groei
  • Totale inflatie in VS stijgt, kerninflatie niet
  • Centrale bankiers in de schijnwerpers

Goede productiecijfers

Mijn commentaar van vorige week wordt bevestigd door de laatste internationale conjunctuurcijfers. De groei lijkt te versnellen. In de eurozone is de industriële productie in augustus gestegen met 1,4% m-o-m en 3,8% j-o-j (was 3,6% in juli). De cijfers voor de afzonderlijke landen geven uiteraard een wisselend beeld te zien. Zo was de groei in Frankrijk slechts 1,1% j-o-j tegenover 5,7% in Italië. De Duitse industriële productie is met 4,7% en de Nederlandse met 3,9% gestegen. De groei van de verwerkende industrie (industriële productie exclusief mijnbouw en openbare nutsbedrijven) in de eurozone was geringer, slechts 2,7%, maar het was de tweede maand op rij dat dit cijfer steeg, wat bevestigt dat de groei de laatste maanden is aangetrokken.


De Aziatische handelscijfers over september zijn indrukwekkend. Ik meldde vorige week al dat de Zuid-Koreaanse uitvoer in september met maar liefst 35% j-o-j was gestegen. Dat kwam me wat vreemd voor, maar dit cijfer fluctueert vaak nogal en is opgedreven door basiseffecten en misschien ook enkele eenmalige factoren. Afgelopen week heeft Taiwan zijn handelscijfers over september bekendgemaakt. De groei van de Taiwanese uitvoer lijkt zich net zo te ontwikkelen als in Zuid-Korea: +28,1% in september, tegenover +12,7% in augustus. Basiseffecten zullen er ongetwijfeld voor zorgen dat dit groeitempo de komende maanden omlaag gaat, maar indrukwekkend blijft het. Ook China kwam met handelscijfers: de export nam met 8,1% j-o-j toe tegenover +5,6% in augustus. Belangrijker voor de rest van de wereld is dat de Chinese importgroei is gestegen van 13,5% j-o-j in augustus naar 18,7% in september. Natuurlijk, dit kan nog altijd incidenteel en tijdelijk blijken, maar ik vind het er erg goed uitzien. Ook de Amerikaanse detailhandelsomzet in september was goed (+1,6% m-o-m), al volgde dit op een zwakke augustusmaand (-0,1% m-o-m). Daarbij moet worden aangetekend dat dit nominale cijfers zijn en dat de prijzen in augustus en september sterk zijn gestegen: de reële cijfers zijn dus minder goed dan dit cijfer doet vermoeden.

Totale inflatie in VS stijgt, maar kerninflatie niet

De Amerikaanse inflatie viel dit jaar bijna steeds lager uit dan verwacht. Maar in augustus zijn de prijzen opeens met 0,4% gestegen, de grootste maandelijkse stijging sinds januari en de op een na grootste sinds 2013. En met 0,5% m-o-m in september nam de inflatie verder toe. Jaar op jaar steeg de inflatie van 1,9% in augustus naar 2,2%. Betekent dit dat de inflatie eindelijk begint te stijgen en dat mijn visie dat er in de Amerikaanse economie sterke deflatoire krachten werkzaam zijn, niet juist is? Niet echt. Nog niet, tenminste. De kerninflatie was maar 0,1% m-o-m hoger en stabiliseerde zich op 1,7% j-o-j. Het grote verschil tussen totale en kerninflatie valt te verklaren door een stijging van de energieprijzen met 4,8% m-o-m. Verder moeten we bedenken dat de orkanen ook een – waarschijnlijk opwaarts – effect op de prijzen hebben. Kortom: de Amerikaanse inflatie biedt een nogal onduidelijk beeld.

Centrale bankiers in de schijnwerpers

Het inflatieplaatje maakt het er voor de centrale banken niet eenvoudiger op. Uit de notulen van de laatste vergadering van het FOMC, het beleidscomité van de Amerikaanse centrale bank (Federal Reserve), blijkt dat men bij de Fed de ontwikkeling van de (kern)inflatie nog steeds niet goed kan verklaren. Toch moet het FOMC besluiten wat het gaat doen en daarover lijkt voor de korte termijn weinig onzekerheid te heersen. De FOMC-leden schaarden zich eensgezind achter de maatregelen die ze hebben genomen om de balans te verkleinen: elke maand herbelegt de Fed een kleiner deel van de opbrengst van aflopende waardepapieren. Een renteverhoging in december komt er eerder wel dan niet. Alleen een duidelijke daling van de inflatie of grote onrust op de financiële markten kan dit naar mijn mening nog voorkomen. De notulen bevatten echter wel bescheiden (neerwaartse) wijzigingen in de prognoses van het FOMC voor de officiële rentetarieven, zelfs ten aanzien van de verhoging in december. Ook de gemiddelde prognose voor de rentestand eind 2018 is enigszins naar beneden bijgesteld. Voor sommige FOMC-leden lijken de lage inflatiecijfers dus zwaarder te wegen dan voorheen.

De ECB maakt binnenkort bekend wat ze gaat doen als het huidige aankoopprogramma eind dit jaar afloopt. ECB-president Mario Draghi hamerde erop dat de geleidelijke vermindering van dit programma géén verkrapping van het monetair beleid inhoudt. Hij benadrukte dat eventuele renteverhogingen nog ver weg zijn. Hij probeert zo te voorkomen dat de markten negatief reageren op de aankondiging dat het programma wordt afgebouwd, en natuurlijk op het afbouwproces zelf. Het laatste wat de ECB wil, is dat door de wisselkoers of stijgende kredietkosten de financiële condities sterk verkrappen. Aan de obligatiemarkten van de afgelopen dagen te zien, is Draghi tot nu toe hierin geslaagd.

Politiek overschaduwt economie

$
0
0
  • EU uiterst onzeker over onafhankelijkheid voor Catalonië
  • Goedkeuring begroting VS lijkt waarschijnlijker
  • Wie volgt Janet Yellen op?
  • Xi Jinping spreekt 19e Nationale Congres van CPC 3,5 uur toe

Chinese cijfers voor derde kwartaal en september zijn iets beter

Vorige week zijn er relatief weinig cijfers gepubliceerd. Geen van deze data heeft mij van mening doen veranderen over de richting van de wereldeconomie. Het Chinese BBP en enkele andere Chinese cijfers waren iets beter dan verwacht, zoals mijn collega Arjen van Dijkhuizen donderdag heeft toegelicht. Het BBP groeide volgens de officiële cijfers in het derde kwartaal met 1,7% k-o-k en 6,8% j-o-j. Dit was iets minder dan de groei van 6,9% j-o-j in het tweede kwartaal, maar wel hoger dan de officiële doelstelling van 6,5% voor heel 2017. De groei van de industriële productie is in september weer iets versneld naar 6,6% j-o-j tegenover 6,0% in augustus. Ook de groei van de detailhandelsomzet op jaarbasis en de groei van M2 (geldhoeveelheid) namen in september licht toe.

De Japanse handelscijfers voor september geven blijk van onverminderde kracht. De uitvoer en invoer namen toe met respectievelijk 14,1% en 12,0% j-o-j. Dit was iets minder dan in augustus. Deze cijfers zijn volatiel maar laten een stijgende trend zien.

Cijfers VS zijn wisselend, maar orkanen vertekenen nog steeds het beeld

De cijfers in de VS waren nogal wisselend. Het aantal in aanbouw genomen woningen en afgegeven bouwvergunningen daalde in september. Voor de in aanbouw genomen woningen was dit de derde maand op rij. Het is nog niet duidelijk in hoeverre dit het gevolg is van de orkanen. De industriële productie in de VS nam in september met 0,3% m-o-m toe, terwijl de productie in de verwerkende industrie groeide met 0,1% m-o-m. Hieraan ging een daling van respectievelijk 0,7% en 0,2% vooraf. Ook hier is het effect van de orkanen moeilijk in te schatten. Wij verwachten dat deze cijfers in de komende maanden gaan verbeteren.

Positiever is dat het ondernemersvertrouwen in de regio van de New York Fed (Empire State index) is toegenomen 24,4 in september naar 30,2 in oktober van. De laatste keren dat deze index een hogere stand bereikte, waren één keer in 2009 en in 2006 en gedurende een aantal maanden in 2004. Een vergelijkbare graadmeter die wordt berekend door de Philly Fed steeg in oktober eveneens en bevindt zich op een historisch zeer hoog niveau, zij het lager dan eerder dit jaar. De Amerikaanse arbeidsmarkt lijkt het ontwrichtende effect van de orkanen te boven te komen. Het aantal eerste aanvragen van werkloosheidsuitkeringen daalde in de afgelopen week naar slechts 222.000. Dit is het laagste niveau van deze conjunctuurcyclus.

Het aantal kentekenregistraties in de eurozone ontwikkelde zich in september zwak en steeg met slechts 1,4% j-o-j. Het vertrouwen onder analisten, dat wordt gemeten met de ZEW, is echter nog steeds goed. De verwachtingencomponent voor de Duitse economie steeg in oktober van 17,0 naar 17,6. Het oordeel over de actuele situatie in Duitsland is iets verslechterd, van 87,9 in september naar 87,0 in oktober, maar is historisch gezien nog steeds zeer hoog.

Drieënhalf uur

De economische cijfers waren de afgelopen dagen misschien niet heel spannend, maar de politieke ontwikkelingen waren dat wel. De toespraak van de Chinese leider Xi Jinping tijdens het 19e Nationale Congres van de Chinese Communistische Partij duurde bijna drieënhalf uur (a la Fidel Castro). Waarschijnlijk stonden de speechschrijvers onder druk en hadden ze geen tijd om de toespraak kort te houden. Xi schetste zijn visie op de toekomst van China en deze is, zoals verwacht, ambitieus. De kern is dat de Communistische Partij aan de macht blijft en dat de levensstandaard verder verbetert.

De Amerikaanse Senaat heeft de weg vrijgemaakt voor goedkeuring van de begroting. Hierdoor is het veel waarschijnlijker geworden dat Trump’s belastingverlagingen worden doorgevoerd. Trump is ook druk bezig met de Fed. Hij heeft beloofd voor 3 november bekend te maken wie Janet Yellen opvolgt. De meeste kandidaten zullen waarschijnlijk het huidige Fed-beleid voortzetten. Een van de belangrijkste kandidaten is echter John Taylor, bekend van de Taylor-regel die hij heeft ontwikkeld voor het vaststellen van de beleidsrente. Hoewel er verschillende berekeningsmethoden worden gehanteerd voor de Taylor-regel, komt de officiële rente volgens de meeste van deze berekeningen duidelijk boven het huidige niveau uit. Het valt te bezien hoeveel invloed één man kan hebben, zelfs als hij de hoogste man is. Er is binnen een centrale bank veel ‘institutionele kennis’ aanwezig, die bepalend is voor het beleid. De benoeming van Taylor zou echter enige onzekerheid opleveren.

Tot slot lijkt de EU zich niet goed raad te weten met de aspiraties van Catalonië om onafhankelijk te worden. Het geweld dat de Spaanse overheid gebruikte op de dag van het referendum, was duidelijk buitensporig, maar weinig EU-leiders zijn bereid om dat te zeggen. Behalve de Belgische premier Charles Michel. Kudos voor hem! De Spaanse regering staat formeel gezien wellicht in haar recht, maar de starre opstelling helpt niet.

Wie verjaagt Goudlokje?

$
0
0
  • 2017 is het jaar van Goudlokje geweest…
  • …maar wordt zij in 2018 verjaagd?
  • Orkanen hebben het inflatieplaatje in de VS vertroebeld…
  • …maar de nieuwste cijfers geven geen reden tot zorg.

Dit jaar is tot nu toe heel opmerkelijk verlopen. Het is echt het jaar van Goudlokje geweest. De groei van de wereldeconomie was sterker dan verwacht, boventrendmatig en gesynchroniseerd. Wat wil je dan eigenlijk nog meer? Nou, dat de groei samengaat met een lage inflatie. En dat is precies wat dit jaar tot nu toe hebben gezien. Een boventrendmatige, hoger dan verwachte economische groei en afnemende kerninflatie in de VS en Europa, met daarnaast ook nog eens voorzichtige centrale banken, geen beleidsfouten en geen geopolitieke rampen. Beter kan niet!

De aandelenmarkten hebben het in dit Goudlokje-scenario goed gedaan. Obligaties echter niet, waardoor gemengde portefeuilles een weliswaar positief maar weinig spectaculair rendement hebben gerealiseerd. Ik zie niet hoe obligaties op afzienbare termijn een veel beter rendement zullen opleveren. Toch is het moeilijk voorstelbaar dat aandelen het in de komende twaalf maanden net zo goed zullen doen als in de afgelopen twaalf maanden. Een aanzienlijke verslechtering van de onderliggende economische situatie kan de markt zelfs ruw wakker schudden.

Het inflatierisico

Een van de grotere risico’s voor Goudlokje is dat de inflatie sterker toeneemt dan de markt nu verwacht. Dit kan centrale banken dwingen tot verkrapping, waardoor de rente stijgt en de groei wordt afgeremd. Dit zou de aandelenmarkten al snel op twee manieren parten spelen: de lagere groei drukt de winsten terwijl de hogere rente een negatief effect heeft op de waarderingen.

Onze visie is al enige tijd dat de inflatie op middellange termijn gematigd blijft door een aantal factoren. Zoals de voortschrijdende technologie en de wereldwijde overcapaciteit. Verder voorzien we een verbetering van de productiviteitsgroei in de VS. Dit laatste heeft dit jaar redelijk goed gewerkt. Een sterkere productiviteitsgroei remt de arbeidskosten per eenheid product, die een belangrijke aanjager van de inflatie kunnen zijn.

De totale inflatie zal naar verwachting in de meeste landen oplopen doordat de prijzen van olie en andere grondstoffen stijgen. Ook de kleiner wordende output gap zou voor enige opwaartse inflatiedruk moeten zorgen. Vooral in de VS is de inflatie laag. Economen discussiëren over de Phillipscurve, die de relatie tussen werkloosheid en inflatie weergeeft. Het idee hierbij is dat een lage en dalende werkloosheid de lonen en daarmee de inflatie opdrijft. Dit is de afgelopen jaren echter niet gebeurd in de VS. De werkloosheid is gedaald zonder dat de lonen veel sterker zijn gestegen. De kerninflatie is in de loop van dit jaar zelfs onverwacht gedaald.

De inflatiecijfers voor oktober vormen voor ons geen reden om onze visie aan te passen. De orkanen hebben veel macro-economische cijferreeksen in de VS, waaronder de inflatie, vertekend. De totale inflatie bedroeg 0,1% m-o-m in oktober, na 0,5% in september en 0,4% in augustus. De kerninflatie kwam uit op 0,2% m-o-m, waardoor het percentage op jaarbasis toenam van 1,7% naar 1,8%.

Andere cijfers uit de VS bevestigden over het algemeen het beeld van een robuuste groei. Het aantal in aanbouw genomen woningen ontwikkelde zich in oktober na een wat zwakkere periode weer sterk. Ook de detailhandelsverkopen stegen fors in oktober. De industriële productie groeide in oktober met 0,9% m-o-m, na een toename van 0,4% in september. In de verwerkende industrie was de stijging met 1,3% m-o-m in oktober nog indrukwekkender. In de komende maanden zal blijken in hoeverre deze cijfers zijn geflatteerd door een herstel na de orkanen. Op het eerste gezicht lijken ze in overeenstemming met de vertrouwensindicatoren en met de mondiale trend.

De industriële productie in de eurozone was in september zwakker en daalde 0,6% m-o-m. Dit volgde echter op een stijging van 1,4% m-o-m in augustus. Op jaarbasis groeit de industriële productie in de eurozone nog steeds sneller dan in de VS.

Verschillende vertrouwensindicatoren in de VS lieten een wat gemengd beeld zien. De algemene indicatoren voor het ondernemersvertrouwen kwamen lager uit dan de recente pieken. Dit geldt zowel voor de Philly Fed als de Empire State index. Het vertrouwen onder kleine en middelgrote ondernemingen en huizenbouwers is volgens de meest recente peilingen wel iets verbeterd.

Europa en China

De afgelopen tijd zijn er in Europa en Azië niet zo veel cijfers gepubliceerd. De BBP-groei in de eurozone bedroeg in het derde kwartaal 0,6% k-o-k en 2,5% j-o-j. Dit is ruim boven het trendmatige niveau. Vooral het Duitse BBP groeide sterk (0,8% k-o-k), terwijl de groei in zowel Frankrijk als Italië uitkwam op een bevredigende 0,5% k-o-k. In Nederland bedroeg de groei een meer bescheiden 0,4% k-o-k, maar dit volgde op een fantastische stijging van 1,5% in het tweede kwartaal. Op jaarbasis was het Nederlandse BBP 3,0%. Doordat de groei nog steeds boventrendmatig is, blijft de werkloosheid in Nederland dalen: naar 4,5% in oktober. De groei van de detailhandelsomzet in Nederland is versneld, van 5,4% in september naar 6,6% in oktober.

De Chinese cijfers, tot slot, gaven blijk van een afzwakkende groei: de toename van zowel de industriële productie als de detailhandelsomzet vertraagde licht.

Belastinghervorming in de VS

Het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden heeft een wetsvoorstel voor herziening van het belastingstelsel aangenomen. Dit wetsvoorstel omvat onder meer ingrijpende veranderingen in de belastingwetgeving en zal ongetwijfeld op zowel de korte als de middellange termijn de economie een stimulans geven, maar dit gaat ten koste van het begrotingstekort. Het is echter nog geen gelopen race. De Senaat discussieert namelijk over een eigen wetsvoorstel voor belastinghervormingen. Het zal er nog om spannen of dit voorstel door de Senaat wordt aangenomen. Als de Senaat het voorstel aanneemt, dan moeten de twee voorstellen nog worden samengevoegd. Het is lang geleden dat de Republikeinen zo dicht in de buurt kwamen van een grote belastinghervorming.

 

Visie op wereldeconomie – Is Goudlokje er nog in 2018?

$
0
0
  • Economische groei in 2017 hoger dan verwacht, inflatie lager dan verwacht
  • Recente versterking ondernemersvertrouwen, vooral in Europa, is sensationeel; duidt op sterk momentum
  • Gunstige ontwikkeling blijft in 2018 door:
    – Slechts geleidelijke vertraging China
    – Chinese beleidsmakers houden schuldenprobleem onder controle
    – Bedrijfsinvesteringen in VS, eurozone en Japan trekken stevig aan
    – Inflatie stijgt wel iets maar structurele factoren (technologie, productiviteit) houden stijging beperkt
    – Centrale banken consolideren hun successen van de laatste jaren door voorzichtig en voorspelbaar te zijn

 

 

Sensationeel! Dit typeert het beste in één woord hoe de indicatoren van het ondernemersvertrouwen zich in 2017, en vooral in de afgelopen maanden, hebben ontwikkeld. De indicatoren zijn niet overal even sterk geweest, maar tonen wel aan dat in de belangrijkste regio’s wereldwijd de economie flink groeit. Nog opmerkelijker is dat volgens de meest recent gepubliceerde indicatoren het toch al sterke momentum verder aan kracht wint. Dit geldt met name voor de eurozone. Omdat de inflatie heel gematigd is gebleven, kan 2017 worden bestempeld als het jaar waarin Goudlokje haar rentree op het wereldtoneel heeft gemaakt. Maar staat zij ook in 2018 nog op de planken? In het eerste deel van dit commentaar gaan we in op de belangrijkste trends die we signaleren voor 2018. Hierbij ligt de nadruk op de vooruitzichten voor de economische groei en de inflatie in de belangrijkste economieën. In het tweede deel schetsen we in het kort onze visie in kwalitatieve termen op specifieke economieën.

DEEL I – Belangrijkste trends

Een veelgehoorde denkwijze is dat vertrouwensindicatoren ‘zachte’ cijfers zijn en regelmatig de feitelijke gang van zaken te rooskleurig inschatten. Het ondernemersvertrouwen is echter een betrouwbare graadmeter van de conjunctuur en geeft veel eerder dan de officiële statistieken met ‘harde’ cijfers een indicatie van de economische ontwikkeling. Wat ons nu met name aanspreekt, is dat de positieve ontwikkelingen en verrassingen zich over een breed front manifesteren. Het maakt niet uit of we kijken naar de Duitse Ifo-index, het Chinese consumentenvertrouwen of andere soortgelijke indicatoren: in vrijwel alle gevallen zijn ze hoog. We kunnen dan ook niet anders dan ervan uitgaan dat ook de reële economie zich sterk ontwikkelt. De wereldconjunctuur bevindt zich in een krachtige, synchrone opgaande fase.

Wat zijn de drijvende krachten achter het wereldwijde economische momentum?

Alle economisch analisten, onder wie ook wijzelf, hebben hun groeiramingen naar boven bijgesteld in 2017. Dit betekent een scherpe omslag na jaren waarin de ramingen meestal naar beneden werden bijgesteld naarmate het jaar verstreek. Hoe komt het echter dat de economie zich veel positiever ontwikkelt dan verwacht? En hoe lang blijft dit zo? Het antwoord op deze vragen is niet eenduidig. Wat opvalt, is dat de wereldhandel plotseling net zo snel als de wereldeconomie groeit, of zelfs nog een fractie sneller. Sinds de internationale financiële crisis was de groei van de wereldhandel achtergebleven bij die van de wereldeconomie, maar het ziet ernaar uit dat het beeld van voor de crisis is teruggekeerd. De aantrekkende groei van de wereldhandel doet vermoeden dat de verwerkende industrie het epicentrum van de economische opleving is. China leek het regionale epicentrum te zijn toen de versnelling van de wereldhandel inzette. De groei van de Chinese invoer was in 2015 en 2016 nog heel zwak. De beleidsmaatregelen die werden genomen om de economische bedrijvigheid een impuls te geven, waren echter effectief. De totale economische groei herstelde zich eind 2016 en versnelde in de eerste helft van 2017, waarna de groei in het tweede halfjaar iets is afgezwakt.

Een ontwikkeling die ook een steentje bijdroeg, betreft het einde van de kapitaaluitstroom uit de opkomende landen, waaronder ook China. Deze uitstroom kwam in 2016 tot stilstand en werd zelfs omgebogen in een kapitaalinstroom. Zo veranderde voor deze economieën een forse tegenwind in een welkome rugwind.

Nog een andere factor die een rol heeft gespeeld bij de verbetering van de wereldconjunctuur, is het prijsherstel van olie en andere grondstoffen. Als gevolg van de scherpe daling van de olieprijzen tussen medio 2014 en begin 2016 waren de investeringen in de energiesector wereldwijd gedecimeerd. Daarbij komt dat gezinnen, anders dan in het verleden, de meevaller van de lagere olieprijzen niet volledig hebben uitgegeven, maar voor een deel hebben benut om hun balans te versterken. Door het kapitaalintensieve karakter van de energiesector bleef de inzakking van de investeringsuitgaven in deze sector niet zonder macro-economische gevolgen. Met het herstel van de olieprijzen werd de dalende lijn van de investeringen doorbroken en was er zelfs sprake van een lichte inhaalslag. Landen die afhankelijk zijn van grondstoffenprijzen, profiteerden uiteraard ook.

De zeer ruime monetaire en financiële condities hebben de economie ook een stevige zet in de rug gegeven. Waarschijnlijk gaat dit vooral op voor Europa, waar de rentes in diverse landen, en in Duitsland in het bijzonder, duidelijk lager zijn dan wanneer ze uitsluitend door binnenlandse factoren zouden zijn bepaald. De ruime financiële condities zijn misschien ook de reden waarom verschillende vertrouwensindicatoren recentelijk verder zijn gestegen tot de hoogste stand in jaren of zelfs decennia.

Aan de verrassend sterke economische groei hebben ongetwijfeld ook andere factoren bijgedragen, zoals de beëindiging van het bezuinigingsbeleid, het herstel van de bedrijfswinsten, de balanssanering in voorgaande jaren, de mondiale IT-cyclus en de voorraadcyclus.

Wat is er nodig om Goudlokje niet van het toneel te laten verdwijnen?

Een krachtig wereldwijd economisch momentum versterkt doorgaans zichzelf. Een drastische omslag treedt in de regel pas op als er iets ingrijpends gebeurt. Het is daarom goed om even stil te staan bij de factoren die ertoe kunnen bijdragen dat Goudlokje nog langer blijft schitteren op het wereldtoneel.

De eerste factor is China. Dit land heeft zeer waarschijnlijk een belangrijke rol gespeeld bij de onverwacht krachtige, wereldwijde economische groei. Een aanzienlijke groeivertraging in China kan de pret bederven. Het is zeker niet ondenkbaar dat de Chinese economie aanzienlijk vertraagt. De verschuiving van een groeimodel leunend op de uitvoer en investeringen naar een model leunend op de consumptie impliceert dat de groei geleidelijk vertraagt. Bovendien dwingt de schuldproblematiek in delen van de Chinese economie de beleidsmakers ertoe om de kredietkraan minder ver open te zetten. Dit kan de economische groei remmen. Tegen de schuldproblematiek kijken wij overigens positiever aan dan veel anderen. De autoriteiten hebben tot nu toe gekozen voor een ‘gerichte verkrapping’, hoofdzakelijk in de meest risicovolle delen van het financiële stelsel. Naar onze mening zijn ze erin geslaagd om de risico’s te beperken (onder meer op de interbancaire markt en in het schaduwbankwezen) zonder dat de kredietstroom naar de reële economie hierdoor in gevaar kwam. De kredietgroei is hierdoor weliswaar vertraagd, maar dit heeft geen wezenlijk effect op de totale economie gehad. Hierin kan uiteraard verandering komen; zo kan een verdere afname van de kredietgroei voor de vastgoedmarkt ernstigere gevolgen hebben. Het is duidelijk waar de risico’s liggen, maar de autoriteiten pakken de schuldafbouw met succes aan. In ieder geval tot nu toe.

Bij de beoordeling van de Chinese economie moeten we een aantal zaken in ons achterhoofd houden. Om te beginnen speelt China nu een belangrijkere rol in de wereldeconomie dan ooit tevoren in de afgelopen 500 jaar. Verder weten we, net als bijna alle andere economisch analisten, minder over de Chinese economie dan over beter gedocumenteerde economieën zoals de eurozone en de VS. Economische ramingen kunnen voor China niet met dezelfde nauwkeurigheid worden gemaakt als voor de VS, de eurozone, Japan, het VK, etc. Overigens zijn de Chinese beleidsmakers zich er terdege van bewust dat ontwrichtende economische ontwikkelingen politieke risico’s kunnen inhouden. Dat is een reden temeer om de economie in rustige banen te leiden. Voorts moeten de spectaculaire stappen die China zet op het vlak van duurzaamheid en technologie, niet worden onderschat. Deze ontwikkelingen steunen de economische groei en zorgen voor nieuwe banen. We gaan dan ook ervan uit dat de geleidelijke groeivertraging van de Chinese economie in 2018 aanhoudt, zonder dat dit problemen oplevert voor de wereldeconomie. In dat geval is Goudlokje volgend jaar nog gewoon van de partij. Als de vertraging in China sneller en minder geleidelijk verloopt, dan komt haar rol echter in gevaar.

Bedrijven gaan meer investeren

Een tweede factor die de kans op een onverminderd sterke groei van de wereldeconomie vergroot, is een toename van de bedrijfsinvesteringen. Dit creëert banen, leidt tot inkomensgroei en vergroot de productiviteit. Afgaand op recent commentaar in bedrijfsenquêtes over investeringsplannen en op orders voor kapitaalgoederen lijkt een aanzienlijke groei van de investeringen in het verschiet te liggen in zowel de VS als de eurozone en Japan. Dit lijkt ook logisch, want de bedrijfswinsten zijn in het algemeen goed en krediet is relatief ruim beschikbaar en goedkoop.

Kan de inflatie laag blijven?

Wil de economie in 2018 en wellicht ook in 2019 blijven groeien, dan is het ook zaak dat de inflatie niet sterker stijgt dan verwacht. De verrassingen bleven in 2017 niet beperkt tot de krachtige economische groei; de inflatie bleef lager dan verwacht. Dit geldt in het bijzonder voor de VS, waar de kerninflatie is afgezwakt ondanks de krapte op de arbeidsmarkt en de licht versnellende loongroei. Het gemiddelde uurloon stijgt in een tempo van iets meer dan 2,5% j-o-j. De CPI-kerninflatie is afgezwakt van 2,3% j-o-j in januari naar een laagtepunt van 1,7% in augustus, maar is inmiddels weer iets opgelopen tot 1,8%. De PCE-kerninflatie, de favoriete inflatiemaatstaf van de Amerikaanse centrale bank (Federal Reserve), is gedaald van 1,9% j-o-j naar 1,4%. Huisvestingskosten vormen een belangrijke component van de kerninflatie. Als deze kosten buiten beschouwing worden gelaten, is de CPI-kerninflatie ruim 1 procentpunt gedaald tussen begin 2016 en het einde van deze zomer, toen zij nog maar 0,5% j-o-j bedroeg. Fed-voorzitter Janet Yellen sprak in dit verband van “een mysterie” en gaf aan dat de periode van verrassend lage inflatie naar haar mening “van voorbijgaande aard” zou zijn. Zij kan gelijk hebben, maar als iets al zo’n acht maanden duurt, dan wordt het steeds moeilijker om dit voorbijgaand te noemen.

Wij denken dat de inflatie in 2018 blootstaat aan tegengestelde krachten. De sterke wereldwijde groei, de al lage werkloosheid in een aantal landen en de verwachte versnelling van de loongroei zullen voor opwaartse inflatiedruk zorgen. Verder verwachten we dat de olieprijzen in 2018 verder stijgen. Dit zijn echter allemaal conjuncturele factoren die de inflatie opdrijven. Hier staan meer structurele factoren tegenover die de inflatie juist drukken. Zij vormen zeer waarschijnlijk de verklaring voor de verrassend lage inflatie in 2017 en zullen bovendien niet snel verdwijnen. Een eerste structurele factor is de hogere productiviteitsgroei, die de sterkere loonstijgingen compenseert. Ironisch genoeg begon in de VS de productiviteitsgroei te versnellen op een moment dat de meeste economen de hoop hierop al hadden opgegeven en uitgingen van economische stagnatie. Hebben deze economen dan iets gemist? Wij denken van wel, want de productiviteit vertoonde al in de loop van 2017 weer een stijgende lijn. Hierdoor werden de arbeidskosten per eenheid product gedrukt. Het is algemeen bekend dat productiviteitsgroei moeilijk te voorspellen is, maar wij zijn van mening dat de krappe arbeidsmarkt, in combinatie met de aantrekkende bedrijfsinvesteringen, de productiviteitsverbetering een impuls zal geven. Dit zal het deksel houden op de arbeidskosten per eenheid product en daarmee op de inflatie.

Een tweede structurele factor die de inflatie tempert, is technologie. Hierdoor verandert de dynamiek van het inflatieproces fundamenteel. Prijsvergelijkingsites maken de markten transparanter en beperken de prijszettingskracht van bedrijven. Belangrijker is de ontwrichting van de dienstensector als gevolg van de digitalisering. Diensten waren in de voorbije jaren goed voor het leeuwendeel van de door binnenlandse factoren gegenereerde inflatie in de VS, omdat in de dienstensector productiviteitsverbetering veel moeilijker te verwezenlijken is dan in productiesectoren. Door de digitalisering komt hierin verandering. Bedrijfsmodellen in de dienstensector worden steeds meer verstoord. Begin 2017 brak er in de VS een prijzenslag uit in telecomdiensten. De strijd was zo fel dat deze een materieel effect had op de totale inflatie. Maar was dit wel of niet een incident? Wij denken van niet. Waarschijnlijk was het simpelweg een symptoom van een bredere ontwikkeling, dus een onderdeel van een hele reeks incidenten.

Een andere structurele inflatieremmer is de zwakke onderhandelingspositie van de vakbonden. Door de hervormingen in veel landen om de arbeidsmarkt te flexibiliseren (deze zijn op zich gericht op vergroting van het groeipotentieel van de economie) is de positie van werknemers in loononderhandelingen verzwakt.

We verwachten dat de cyclische factoren de inflatie opdrijven in 2018, terwijl de meer structurele factoren de inflatie nog steeds in de tegengestelde richting duwen. Per saldo zal de inflatie in de VS en de eurozone hierdoor slechts licht stijgen.

De wereldeconomie blijft volgens ons in 2018 stevig doorgroeien en zal de consensusramingen overtreffen. De inflatie blijft naar verwachting laag (en vermoedelijk ook onder de consensus), maar trekt wel iets aan ten opzichte van 2017. Ook vanuit dit perspectief hoeft de rol van Goudlokje dus nog niet te zijn uitgespeeld. Of zij ook in 2018 daadwerkelijk aanwezig is, hangt van nog enkele andere factoren af.

Centrale banken letten op hun tellen

Van de centrale banken wordt ook een belangrijke bijdrage verwacht, maar niet in de vorm van omvangrijke extra stimulering. Hun bijdrage aan een rooskleurig economisch plaatje in 2018 moet zijn dat zij de financiële markten niet verstoren. Met andere woorden, zij moeten de resultaten consolideren die zij de afgelopen jaren hebben bereikt: een dreigende depressie is afgewend en een fors economisch herstel is op gang gebracht. De grote centrale banken zijn vrij duidelijk over hun plannen voor 2018. De Europese Centrale Bank (ECB) en de Japanse centrale bank (Bank of Japan – BoJ) zijn wellicht het duidelijkst en de financiële markten twijfelen er nauwelijks aan dat deze twee centrale banken hun plannen ook waar zullen maken. De ECB wil vanaf januari haar activa-aankopen verlagen tot EUR 30 miljard per maand en hiermee in dit tempo doorgaan tot en met september. Hierna zal het programma worden afgebouwd. Renteverhogingen staan voor 2018 niet op de agenda. De BoJ is ook heel duidelijk: zij zet de controle van de rentecurve (‘yield curve control’) in de huidige vorm voort. Mogelijk wordt in de loop van 2018 het streefniveau voor de tienjaarsrente op staatsobligaties licht verhoogd. Het lijkt ons niet waarschijnlijk dat in 2018 een van beide centrale banken door veranderende omstandigheden gedwongen wordt gedwongen om van deze plannen af te wijken.

De positie van de Federal Reserve is minder duidelijk. De Fed is bezig haar monetaire beleid te ‘normaliseren’ door de officiële rentetarieven terug te brengen op hun ‘normale’ niveau, terwijl zij tegelijkertijd haar balans wil verkorten. Wij denken dat de markt zich goed kan vinden in de balansverkorting. De markt prijst echter minder renteverhogingen in dan de leden van het Federal Market Open Committee (FOMC), het beleidscomité van de Fed, doen. De mediane prognose van de FOMC-leden is dat na een eerste stap in december 2017 de rente in 2018 nog drie keer wordt verhoogd. De rentestap van december 2017 hebben de markten vrijwel volledig verdisconteerd, maar voor 2018 is slechts één renteverhoging ingeprijsd. Wij denken dat de waarheid in het midden ligt en gaan uit van twee renteverhogingen in 2018. Dit zal de financiële markten niet verstoren, zodat vanuit deze hoek geen gevaar dreigt voor de ontwikkeling van de brede economie. Zelfs als de Fed vasthoudt aan haar plan en de rente drie keer verhoogt, kan zij volgens ons de marktverwachtingen voldoende sturen om verstorende bewegingen op de financiële markten te voorkomen. Het grootste risico schuilt in de inflatie. Mocht de inflatie sterker oplopen dan algemeen wordt aangenomen, dan voelt de Fed zich mogelijk verplicht om de monetaire teugels strakker aan te halen. In dat geval zullen de markten hun verwachtingen scherp bijstellen. De onzekerheid rond de beleidskoers van de Fed wordt vergroot door de openstaande posities in het bestuur van de Fed. Van de zeven bestuurszetels zijn er op dit moment drie vacant. Bovendien is de vicevoorzitter pas onlangs benoemd en treedt voorzitter Janet Yellen begin volgend jaar terug. Haar opvolger, Jerome Powell, gaat zeer waarschijnlijk haar beleid voortzetten.

Risico’s

Zoals te doen gebruikelijk zijn er ook veel onzekerheden en risico’s. Deze wegen voor ons echter niet zwaar genoeg om onze optimistische visie op de wereldeconomie voor 2018 bij te stellen. Omdat China een belangrijke rol speelt in de wereldeconomie en het lastig is om nauwkeurige ramingen te maken voor de Chinese economie, staat de situatie in dit land bovenaan de lijst van onzekerheden. Als de Chinese autoriteiten te hard op de kredietrem trappen, vertraagt de Chinese economie aanzienlijk. Dit zal dan zeker niet ongemerkt aan de rest van de wereldeconomie voorbijgaan. Verder kan de schuldproblematiek in China tot financiële instabiliteit leiden en negatief uitstralen naar andere markten.

Een tweede risico dat we moeten aanstippen, is dat de inflatie sterker aantrekt dan wij of de markten nu denken. In dat geval zullen centrale banken hun beleid mogelijk agressiever verkrappen en de rentes veel sterker verhogen. Dit zou de economische groei schaden. De markten voor risicovolle beleggingen zoals aandelen krijgen dan een dubbele klap: de lagere economische groei drukt de bedrijfswinsten en de hogere rentes duwen de waarderingen naar beneden. In een dergelijk scenario kan een aanzienlijke financiële instabiliteit niet worden uitgesloten.

En dan Brexit. Dit proces kan een vijandige atmosfeer creëren in Europa. Voorspellingen doen over de economische gevolgen van Brexit is volgens ons koffiedik kijken. Op dit moment is nog niet bekend hoe de handelsrelatie tussen het VK en de EU er straks uit zal zien als het VK geen lid van de EU meer is. Evenmin is bekend hoe de Britse regering de onvermijdelijke economische pijn wil verzachten. We moeten hierbij echter niet vergeten dat de wisselkoers als een soort veiligheidsklep fungeert voor het VK. Hoe harder de Brexit, des te groter de kans dat een waardedaling van het pond de klap voor de Britse economie voor een deel kan opvangen. De EU-landen die nauwe handelsrelaties met het VK hebben, worden dan dubbel geraakt: hun toegang tot de Britse markt verslechtert en bij een eventuele verdere depreciatie van het pond verzwakt hun concurrentiepositie.

Het presidentschap van Donald Trump is ook een bron van onzekerheid. Trump geeft op een onconventionele wijze invulling aan zijn rol als leider van de vrije wereld. Het eerste jaar van zijn presidentschap heeft echter aangetoond dat het systeem van ‘checks and balances’ goed functioneert in de VS. Ook elders zijn politieke risico’s aanwezig, bijvoorbeeld in Italië waar in 2018 parlementsverkiezingen worden gehouden. En niet te vergeten de spanningen rond Noord-Korea en de territoriale aanspraken van China in de Zuid-Chinese Zee. Geopolitieke risico’s loeren altijd om de hoek, maar hierbij moet wel worden bedacht dat geopolitieke ontwikkelingen pas een blijvend effect op de wereldeconomie en de financiële markten hebben als zij de fundamentele kracht van de economie dreigen te ondermijnen.

Al met al zijn we optimistisch dat het Goudlokje-scenario dat zich in de loop van 2017 ontvouwde, in 2018 voortduurt. Een groot verschil met 2017 zal echter zijn dat een mild economisch klimaat dan veel minder een verrassing is. Het zou dan ook fout zijn om te denken dat de financiële markten in 2018 op herhaling gaan.

DEEL II – Specifieke economieën

Eurozone

De economie van de eurozone verraste in 2017 in aangename zin en het groeimomentum lijkt nog aan kracht te winnen. Voor de grootste verrassing zorgde de internationale handel. We zien weinig redenen waarom de groei in 2018 aanzienlijk zou vertragen. Als de externe omstandigheden niet sterk verslechteren, zullen de bedrijfsinvesteringen naar verwachting in versneld tempo toenemen. Dit is gunstig voor de groei van de binnenlandse vraag en de verbetering van de productiviteit. Omdat in de eurozone als geheel de onbenutte capaciteit op de arbeidsmarkt volgens ons nog steeds relatief groot is, verwachten we dat de inflatie in 2018 onder het doel van de ECB blijft. Pas tegen het einde van het jaar voorzien we een geringe toename van de onderliggende inflatiedruk. Zoals gezegd, heeft de ECB besloten om haar activa-aankopen in 2018 te verlagen tot EUR 30 miljard per maand. Het programma zal nog tot en met september worden voortgezet en zal daarna, volgens ECB-president Mario Draghi, niet abrupt worden stopgezet, maar geleidelijk worden afgebouwd. De ECB heeft ook onmiskenbaar duidelijk gemaakt dat de rente pas wordt verhoogd wanneer de activa-aankopen volledig zijn beëindigd. De gunstige economische ontwikkeling pleit wellicht voor een snellere beëindiging van het buitengewone beleid, maar de ECB heeft zich inmiddels gecommitteerd aan een plan en zal volgens ons hiervan liever niet willen afwijken.

VS

De groei van de Amerikaanse economie loopt min of meer in de pas met de verwachtingen die we begin 2017 hadden. De drijvende krachten zijn echter anders dan verwacht. Begin dit jaar werd nog verwacht dat de nieuwe president de economie een flinke oppepper zou geven via infrastructurele projecten en een snelle en forse belastingverlaging. Op beide punten heeft Trump zijn beloftes nog niet kunnen inlossen, maar toch draaide de economie goed in 2017. De inflatie is, zoals hierboven reeds aangegeven, zwakker gebleven dan verwacht. In 2018 zal hierin niet veel verandering komen. Het ziet ernaar uit dat het de Republikeinen gaat lukken om een pakket belastingmaatregelen door het Congres te loodsen. Dit pakket wordt wel veel kleiner dan de hervormingen die Trump tijdens zijn verkiezingscampagne beloofde, en zal slechts een marginaal effect op de economische groei hebben. Maar alle kleine beetjes helpen. We gaan verder ervan uit dat de bedrijfsinvesteringen toenemen. Cyclische krachten zullen vermoedelijk de inflatie in 2018 iets opdrijven, maar structurele krachten en een snellere productiviteitsgroei zullen de stijging van de inflatie beteugelen. Tegen deze achtergrond kan de Fed haar monetaire beleid geleidelijk verder normaliseren en haar plan voor balansverkorting ten uitvoer brengen. We verwachten dat de Fed de rentes in december 2017 verhoogt, gevolgd door nog twee rentestappen in 2018.

China

De Chinese economie is in 2017, en met name in de eerste helft van het jaar, sneller dan verwacht gegroeid. In het tweede halfjaar zette de onvermijdelijke, zeer geleidelijke vertraging in. We verwachten dat deze trend de komende periode aanhoudt. Veel commentatoren maken zich zorgen over de schuldproblematiek. Verwonderlijk is dit echter niet. Het bedrijfsleven gaat gebukt onder een zware schuldenlast en faillissementen lijken onvermijdelijk. Voor de wereldeconomie is het van belang of dit proces uitmondt in financiële instabiliteit en mogelijk overslaat naar andere landen en of het al dan niet leidt tot een substantiële groeivertraging van de Chinese economie. Wij denken dat de Chinese beleidsmakers het proces van schuldafbouw onder controle houden. Tot dusverre zijn ze erin geslaagd om de totale kredietgroei te remmen zonder dat dit een nadelige uitwerking had op de economische groei. De nadruk lag hierbij op de meest risicovolle delen van het financiële stelsel. Bovendien gaat het grotendeels om binnenlandse schulden, zodat buitenlandse beleggers niet de aanzet zullen geven tot een crisis. Beijing heeft dus de tijd om een ‘ordelijke schuldafbouw’ te regisseren. Al met al zien we weinig redenen waarom de autoriteiten de controle zouden verliezen.

Japan

De Japanse economie heeft het dit jaar opmerkelijk goed gedaan. De totale cijfers zijn niet indrukwekkend, maar men moet niet vergeten dat van de belangrijkste economieën Japan de ‘slechtste’ demografische situatie en daardoor het laagste groeipotentieel heeft. De depreciatie van de Japanse yen was dan ook welkom en de BoJ slaagde in haar opzet om door middel van haar ‘yield curve control’-beleid de tienjaarsrente op Japanse staatsobligaties in de buurt van het nulpunt te houden. De bedrijfswinsten waren sterk en de investeringen zijn toegenomen. De inflatie is licht opgelopen, maar ligt nog steeds onder het doel van de BoJ. De dreiging van acute deflatie is echter afgewend. We verwachten dat de recente trends in de Japanse economie aanhouden en dat we een jaar van redelijke economische groei, iets hogere inflatie en ongewijzigd BoJ-beleid tegemoet gaan.

Opkomende economieën

De opkomende economieën hebben meegelift op het succes van de grote economieën en profiteerden daarnaast van de gestegen grondstoffenprijzen. De groei in opkomend Europa is sterk: deze landen pikken een graantje mee van de veel beter draaiende economie van de eurozone en de verbeterende situatie in Rusland. De hogere olieprijzen zijn gunstig voor Rusland en hebben het land uit de recessie getrokken. Landen als Polen, Hongarije en Tsjechië vertonen in 2017 een robuuste groei. Deze trends houden naar verwachting aan in 2018. De inflatie is gestegen in de regio, met uitzondering van Rusland; dit is zeker niet in de laatste plaats te wijten aan de olieprijzen. De oplopende inflatie wordt in 2018 een uitdaging voor de monetaire autoriteiten.

De inflatie is in Azië veel gematigder gebleven, ook al is in de loop van 2017 de economische groei in de meeste landen aangetrokken. De meeste Aziatische economieën profiteerden van de sterkere groei van de wereldhandel, zij het dat in India het groeimomentum in de loop van 2017 wat is afgezwakt. Zuid-Korea en vooral Taiwan hadden ook baat bij de sterke groei van de IT-sector wereldwijd. Landen als Maleisië en Thailand kunnen eveneens terugkijken op een goed 2017. Als de groei van de wereldhandel niet terugvalt en de Chinese economie niet scherp vertraagt, wordt ook 2018 voor de regio een goed jaar.

De Latijns-Amerikaanse economieën kampen met uiteenlopende problemen. Politieke perikelen hebben hun tol geëist in Brazilië en Argentinië, om van Venezuela maar niet te speken. Ondanks alle problemen klimmen Brazilië en Argentinië weer uit het dal, maar de groei blijft bescheiden. Met algemene verkiezingen in oktober 2018 in het vooruitzicht blijft de situatie in Brazilië echter onzeker. De Mexicaanse economie moest dit jaar de schok van de verkiezing van Trump tot president van de VS verwerken, terwijl in 2018 de verkiezingen in eigen land voor onzekerheid zullen zorgen. Ook in Mexico blijft de groei gematigd, ondanks het sterke internationale klimaat. De groei van de Chileense economie is dit jaar flink versneld, hoofdzakelijk dankzij de stijging van de koperprijzen. Voor de regio als geheel wordt voor 2018 een duidelijk hogere groei voorzien dan voor 2017, omdat het herstel in Brazilië en Argentinië doorzet. De gemiddelde groeicijfers blijven echter allesbehalve indrukwekkend.

Olie

De olieprijzen zijn vanaf het laagtepunt dat begin 2016 werd bereikt, geleidelijk gestegen. De belangrijkste factor was de verschuivende verhouding tussen vraag en aanbod. Uiteraard heeft het besluit van de OPEC-landen en enkele andere olieproducenten om de productie te beperken, hieraan bijgedragen. De stijgende vraag en de beperkte productieverhoging van schalieolie in de VS hebben echter ook een belangrijke rol gespeeld. We verwachten dat de olieprijzen in 2018 verder stijgen. Ervan uitgaande dat het OPEC-akkoord wordt verlengd en producenten van schalieolie in de VS hun productie niet fors kunnen verhogen, denken we dat de prijzen oplopen naarmate de vraag verder toeneemt.

 

Aanvullend document – Economische ramingen per 28 november 2017

 

Viewing all 96 articles
Browse latest View live




Latest Images